Boek 2 post 26: pagina 439 - 464 (totaal aantal gelezen pagina's 1335)
De één na laatste paragraaf van het zesde hoofdstuk luidt: "De affecten in de droom". Het is een wat theoretisch ingewikkeld stuk, dat ik zal proberen in eigen woorden te vatten.
Aangaande de gevoelens die we ervaren in onze dromen, merkt Freud op dat deze even sterk kunnen zijn (ondanks dat het een droom is) als in het wakende leven - en dat we dromen dus mogen plaatsen onder de werkelijke ervaringen van de ziel (p.439). Maar in tegenstelling tot het waakleven, waarin een bepaalde voorstellingsinhoud/gebeurtenis gekoppeld is aan een bepaald - passend - affect, is deze koppeling in onze dromen niet altijd vanzelfsprekend.
Zo kan het in dromen voorkomen dat er voorstellingsinhouden zijn die naar verwachting een intens gevoel op zouden moeten roepen, maar waar dit uitblijft. Tegengesteld daaraan kunnen er triviale zaken in de droom optreden waarbij juist een krachtige affect vrijkomt, waar men die niet zou verwachten. Ter illustratie:
"Ik bevind mij in de droom in een afschuwelijke, gevaarlijke, weerzinwekkende situatie, maar bespeur daarbij niets van angst of afschuw; daarentegen ben ik andere keren ontzet over onschuldige, en verheugd over kinderachtige dingen." (p.439)
De oplossing van dit raadsel ligt in de omschakeling van de manifeste naar de latente droominhoud. Ter opfrissing: de manifeste droominhoud is de letterlijk gedroomde inhoud van de droom; de latente droominhoud bevat de gedachtesporen en herinneringen (inhoud dus) die men via associaties vanuit elementen uit de (manifeste) droominhoud verkrijgt. Nemen we dus enkel de manifeste droominhoud in ogenschouw, dan kan het ons vreemd voordoen dat een bepaalde voorstelling in de droom geen passend affect oproept, of een ander onbeduidend element juist wel. We moeten echter óók de latente droominhoud bij onze analyse van de affecten betrekken.
"De analyse leert ons dat de voorstellingsinhouden zijn verschoven en vervangen, terwijl de affecten op hun plaats zijn gebleven." (p.439)
We weten immers uit voorgaande paragrafen dat hetgeen dat in de droom terecht komt aan voorstellingen, vervormd (wel te verstaan verschoven en verdicht) is. Omdat de voorstellingen in de droom vervormd zijn, kan het zijn dat ze niet meer passen bij het bewaard gebleven gevoel (oorspronkelijk afkomstig uit de latente droomgedachten/inhoud). Na tussenkomst van de censuur, die de latente droomgedachten vervormt en/of doet verschuiven voordat zij in de droom optreden als manifeste inhoud, blijkt het affect dan juist het resistente deel te zijn, aldus Freud. Onze gevoelens kunnen dus losgekoppeld raken van de voorstellingsinhoud. Deze blijken niet onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn, zoals ook bij een neuroticus eerste het ene, en dan het geheel andere voorwerp een sterk angstig affect kan oproepen.
Maar deze loskoppeling is niet de enige verandering die de affecten ondergaan in de droom. Vaak zijn de affecten in de (latente) droomgedachten veel sterker dan in de droom zelf. Als men dan weer naar de droom kijkt is deze volgens Freud nogal eens kleurloos of indifferent. Men zou daarmee kunnen zeggen dat het proces van de droomarbeid (= de omzetting van latente gedachten in de manifeste droom) een proces is waarin gevoelens worden onderdrukt. Freud legt het als volgt uit:
"De droom is over het algemeen armer aan affect dan het psychische materiaal uit welks bewerking hij is voortgekomen. Als ik de droomgedachten heb gereconstrueerd, overzie ik hoe daarin veelal de sterkste zielenroerselen tot hun recht pogen te komen, meestal in gevecht met andere die scherp ertegen indruisen. Kijk ik daarna weer naar de droom, dan vind ik hem niet zelden kleurloos, zonder enige sterkere gevoelstoon. Door de droomarbeid is niet alleen de inhoud, maar dikwijls ook de gevoelstoon van mijn denken op het niveau van het indifferente gebracht. Ik zou kunnen zeggen dat door de droomarbeid een onderdrukking van de affecten wordt gerealiseerd." (p.445)
Freud neemt als voorbeeld de droom van de botanische monografie (overgenomen in zijn geheel in blog 2-11 ) waarover hij zegt: Daarmee correspondeert in mijn denken een hartstochtelijk bewogen pleidooi voor mijn vrijheid om zo te handelen als ik doe, om mijn leven in te richten op de manier die in mijn ogen de enige juiste is. De daaruit voortgekomen droom klinkt onbeduidend: ik heb een monografie geschreven, ze ligt voor mij, is van afbeeldingen in kleur voorzien, bij elk exemplaar zijn gedroogde planten ingesloten. Het is als de rust van een veld vol lijken; men bespeurt niets meer van het woeden van de slag. (p.445).
Waarom er een onderdrukking of afvlakking van de affecten in de droom plaatsvindt, daarover verschaft Freud geen compleet antwoord aan ons. Net zoals we in de droom afgesloten zijn voor externe impulsen (geluiden, licht etc.) zou er ook een interne afsluiting van al te sterke impulsen kunnen zijn tijdens de slaap. De onderdrukking van affecten zou daarmee een gevolg kunnen zijn van de slaaptoestand, en niet van de droomarbeid. Maar dit antwoord is niet bevredigend voor Freud.
"Wij moeten bovendien bedenken dat elke complexere droom zich ook als het compromisresultaat van een strijd tussen psychische machten heeft ontpopt. Enerzijds moeten de wensvormende gedachten tegen het verzet van een censurerende instantie optornen, anderzijds hebben wij dikwijls gezien dat in het onbewuste denken zelf iedere gedachtegang één span vormt met zijn contradictoire tegendeel. Daar al deze gedachtegangen voor [bezetting met] affect vatbaar zijn, zullen wij ons grofweg gesproken waarschijnlijk niet vergissen indien wij de onderdrukking van affect opvatten als een gevolg van de remming die de tegenstellingen op elkaar, en de censuur op de door haar onderdrukte strevingen uitoefenen. De affectremming zou dan het tweede succes van de droomcensuur zijn, zoals de droomvervorming haar eerste was." (p. 446-447))
De censuur heeft alsnog volgens Freud de belangrijkste rol in dit proces van affectvervlakking in de droom. We hebben daarmee twee functies van de censuur blootgelegd: droomvervorming en affectremming.
Naast de onderdrukking, kan de droomarbeid nog iets anders met de affecten van de droomgedachten doen, hij kan ze in hun tegendeel veranderen (omkering van affect). Deze verandering in het tegendeel wordt mogelijk gemaakt door de nauwe associatieve aaneenschakeling die in ons denken de voorstelling van een zaak aan die van haar tegendeel kluistert. Deze omkering in gevoelens kennen we ook in de sociale omgang van het dagelijks leven:
"Zowel de onderdrukking als de omkering van affect stellen zich immers ook in het sociale leven, waarin wij een vertrouwde analogie met de droomcensuur hebben gevonden, bovenal in dienst van de veinzerij. Als ik praat met iemand tegenover wie ik mij tot egards moet dwingen terwijl ik vijandige dingen tegen hem zou willen zeggen, is het haast nog belangrijker dat ik de uitingen van mijn affect voor hem verberg dan dat ik de formulering van mijn gedachten matig. Spreek ik hem echter in niet onbeleefde bewoordingen toe die ik van een blik of gebaar vol haat en verachting vergezeld laat gaan, dan is het effect dat ik bij deze persoon sorteer, niet veel anders dan wanneer ik hem mijn verachting ongenadig in het gezicht zou hebben geworpen. De censuur gebiedt mij dus vóór alles mijn affecten te onderdrukken, en als ik een meester in het veinzen ben, zal ik de tegengestelde affecten huichelen, glimlachen waar ik boos zou willen zijn en teder doen waar ik zou willen vernietigen." (p.449)
Onderdrukking en de omkering van affecten zijn mechanismen die dus niet enkel in onze dromen optreden, maar behoren tot de orde van de dag.
Tot zover vandaag.
Comentarios