Boek 2 post 24: pagina 373 - 390 (totaal aantal gelezen pagina's 1261)
Het vervolg van paragraaf E van het (oneindige!) zesde hoofdstuk van De droomduiding herhaalt een aantal typische, vaak voorkomende dromen waarvan een aantal reeds in het vijfde hoofdstuk voorbij kwamen. Hoofdstuk 6 is in de jaren na de eerste publicatie verschillende malen aangevuld en uitgebreid en sommige eerder besproken typische dromen worden hier opnieuw belicht, evenals dat nieuwe "typische" dromen aan bod komen.
Te beginnen bij de tandprikkeldroom, dromen waarin tanden uitvallen of tanden getrokken worden. Volgens Freud zou 'er geen twijfel over bestaan dat bij mannen niets anders dan de onaneerlust [masturbatie] van de puberteitsperiode de drijvende kracht van deze dromen vormt' (p.373).
Misschien doet het echter raadselachtig aan hoe de ‘tandprikkel’ deze betekenis kan verwerven. Het komt echter veel voor dat in de droom bepaalde lichaamsdelen door een ander lichaamsdeel verbeeld worden. Er vindt dus een verplaatsing van onder (de genitale streek) naar boven (de mond) plaats. Dit zou in dienst staan van de seksuele verdringing, waarbij ook in de hysterie allerlei sensaties en intenties die zich aan de genitaliën zouden moeten afspelen, toch in elk geval aan andere, onbedenkelijke delen van het lichaam gerealiseerd kunnen worden. Zo’n verplaatsing doet zich tevens voor wanneer in de symboliek van het onbewuste denken de genitaliën door het gelaat worden vervangen. In de taal zouden hiervoor ook verschillende aanwijzingen te vinden zijn:
"Het spraakgebruik doet hieraan mee doordat het Hinterbacken [billen] als homologie van de Backen [wangen] erkent, en van ‘schaamlippen’ spreekt naast de lippen die de mondspleet omlijsten. De neus wordt in tal van toespelingen aan de penis gelijkgesteld, de haargroei op beide plaatsen maakt de gelijkenis compleet. Slechts één schepping ontsnapt aan iedere mogelijkheid tot vergelijking: de tanden, en juist dit samenvallen van overeenstemming en afwijking maakt de tanden dienstig voor de doelen die de uitbeelding onder druk van de seksuele verdringing nastreeft." (p.375) (...) "Maar ik moet ook op een andere samenhang wijzen, die in de uitdrukkingen van de taal opgesloten ligt. In onze gewesten bestaat een onbeschaafde term voor masturberen: sich einen ausreißen [zich aftrekken, lett. ‘zich er een uit trekken’] of sich einen herunterreißen [‘zich er een aftrekken’]. Ik weet niet waar deze zegswijzen vandaan komen, welke plastische voorstelling eraan ten grondslag ligt, maar bij de eerste van de twee zou de ‘tand’ zeer goed passen." (p.375-376)
Toch beweert Freud niet de tandprikkeldromen volledig hiermee te kunnen verklaren en laat ruimte voor andere interpretaties.
Tot de tweede groep van typische dromen behoren die waarin men vliegt of zweeft, valt, zwemt of drijft en dergelijke. Wat betekenen deze dromen? Daarover valt geen algemene uitspraak te doen volgens Freud. Ze betekenen per geval weer iets anders, alleen het erin opgenomen materiaal aan sensaties komt telkens uit dezelfde bron, namelijk de kindertijd. Ze verwijzen naar de bewegingsspelletjes die voor het kind een zo ongemene aantrekkingskracht bezitten. Welke oom heeft niet wel eens een kind laten vliegen door met uitgestrekte armen ermee door de kamer te rennen, of vallen met hem gespeeld door het op zijn knieën te laten wippen en plotseling de benen te strekken, of door het kind hoog op te tillen en plotseling te doen alsof hij het van ondersteuning wil beroven. De erotische sensaties die het kind hieraan kan beleven werden in hoofdstuk 5 al aangestipt en zijn herkenbaar. Mij doet dit denken aan het prettige gevoel in de buik bij het zweven in de lucht bij het schommelen vroeger, of trampolinespringen. Hoe graag kinderen dit soort spelletjes doen, vanwege de lichamelijk gevoelde sensatie dit oproept.
De dromen over vallen dragen vaker een angstig karakter. Hun duiding levert bij vrouwen geen problemen op, omdat zij vrijwel altijd de symbolische toepassing van het vallen accepteren, namelijk dat het de meegaandheid tegenover een erotische verleiding parafraseert. De infantiele bronnen van de valdroom hebben wij nog niet uitgeput; bijna alle kinderen zijn wel eens gevallen en werden dan opgetild en geliefkoosd; als zij ’s nachts uit hun bedje waren gevallen, werden zij door hun verzorgster in bed genomen. Personen die vaak over zwemmen dromen, met groot welbehagen de golven doorklieven enzovoort, zijn gewoonlijk bedwateraars geweest en herhalen nu in de droom een lust waarvan zij allang geleerd hebben afstand te doen. De duiding van dromen over vuur billijkt een regel van de kinderkamer, die de kinderen verbiedt ‘met vuur te spelen’, omdat zij anders ’s nachts hun bed zullen natmaken. Ook aan deze dromen ligt namelijk de reminiscentie aan de enuresis nocturna van de kinderjaren ten grondslag.
Men kan zich afvragen waarom zoveel dromen van volwassenen seksueel materiaal behandelen en erotische wensen tot uitdrukking brengen. Deze vraag stelt Freud zichzelf ook. Hij beschrijft dat alleen wie dromen werkelijk analyseert, oftewel vanuit hun manifeste inhoud tot de latente droomgedachten doordringt, zich hierover een oordeel kan vormen; wie zich ermee tevreden stelt alleen de manifeste inhoud te registreren kan dat nooit. Verdiept men zich in de latente droomgedachten, dan, zo zegt hij, is het niet verbazingwekkend dat zoveel seksueel materiaal verscholen ligt in onze dromen, immers:
"Geen andere drift heeft sinds de kinderjaren zoveel onderdrukking moeten dulden als de seksuele drift in haar talrijke componenten, en van geen andere drift blijven zo vele en zo sterke onbewuste wensen over, die nu in de slaaptoestand een droomverwekkend effect sorteren. Bij het duiden van dromen mag men deze betekenis van seksuele complexen nooit vergeten, maar natuurlijk evenmin overdrijven en als iets exclusiefs voorstellen." (p.383)
Enerzijds beklemtoont Freud dat hij geenszins beweert dat alle dromen een seksuele duiding vereisen. Maar ongeveer in dezelfde zin benadrukt hij hoe ook zeer indifferente dromen wel degelijk een seksuele inhoud verhullen, en illustreert dit aan de hand van een ogenschijnlijk onschuldige droom:
"Tussen twee stattliche [hier: ‘deftige’] paleizen staat, iets verder naar achteren, een klein huisje waarvan de poorten gesloten zijn. Mijn vrouw begeleidt mij over het pad naar het huisje, duwt de deur met kracht open, en dan glip ik snel en moeiteloos het inwendige van een schuin oplopende binnenplaats binnen." (p.384)
Wie zou bij voorbeeld bij deze droom vóór de duidingsarbeid een seksuele wens vermoeden?
Wie echter enige oefening in het vertalen van dromen heeft, zal er onmiddellijk aan worden herinnerd dat het binnendringen in enge ruimten en het openen van gesloten deuren tot de gebruikelijkste seksuele symboliek behoren, en zal met gemak in deze droom de uitbeelding ontdekken van een poging tot coïtus van achteren (tussen de beide stattliche [hier: ‘kloeke’] billen van het vrouwelijk lichaam). De nauwe, schuin oplopende gang is natuurlijk de schede; het hulpbetoon dat de vrouw van de dromer in de schoenen wordt geschoven, noopt tot de duiding dat het in werkelijkheid alleen de consideratie met zijn echtgenote is waardoor hij zich van deze poging laat weerhouden, en bij navraag blijkt op de droomdag een jong meisje tot de huishouding van de dromer te zijn toegetreden dat zijn welgevallen heeft opgewekt en hem de indruk heeft gegeven alsof het zich tegen zo’n toenadering niet al te zeer zal verzetten. Het kleine huis tussen de twee paleizen is ontleend aan een reminiscentie aan het Hradschin in Praag en verwijst dientengevolge naar datzelfde, uit die stad afkomstige meisje. (p.384-385)
De déjà vu in de droom zou een andere, merkwaardige betekenis hebben, die ik nooit zelf had kunnen bedenken:
"Er zijn dromen over landschappen of lokaliteiten waarbij nog in de droom de zekerheid wordt beklemtoond: daar ben ik al eens geweest. Dit ‘déjà vu’ heeft echter in de droom een bijzondere betekenis. Deze lokaliteit is dan altijd het geslachtsdeel van de moeder; inderdaad kan men van geen andere plaats met zo veel zekerheid beweren dat men ‘daar al eens geweest is’. Eén keer bracht een dwangneuroticus mij in verlegenheid met het relaas van een droom waarin voorkwam dat hij een woning bezocht waar hij al twee keer geweest was. Juist deze patiënt had mij echter geruime tijd daarvoor als voorval uit zijn zesde levensjaar verteld dat hij indertijd eens met zijn moeder het bed had gedeeld en van de gelegenheid misbruik had gemaakt om zijn vinger in het geslachtsdeel van de slapende te steken." (p.386)
Dan als laatst de zogenaamde geboortedromen. Deze dromen gaan vaak over het passeren van enge ruimten of die het vertoeven in water als inhoud hebben. Ze zijn volgens Freud gebaseerd op fantasieën over het intra-uteriene leven, het verblijf in de moederschoot en de bevalling. Hij noemt hierbij een droom van zich laten vallen in het water. Dromen van dit type zijn geboortedromen; men vindt hun duiding als men het in de manifeste droom meegedeelde feit omkeert, dus in plaats van ‘zich in het water laten vallen’—‘uit het water komen’, dus geboren worden. Bij de geboortedromen sluiten dromen over ‘reddingen’ aan. Redden, speciaal uit het water redden, betekent zoveel als baren wanneer het een vrouw is die erover droomt, maar deze betekenis wordt gemodificeerd wanneer de dromer een man is. De rovers, nachtelijke inbrekers en spoken waarvoor men bang is bij het slapengaan en die nu en dan ook de slaper overvallen, komen voort uit een en dezelfde infantiele reminiscentie. Het zijn de nachtelijke bezoekers die het kind uit zijn slaap hebben gewekt om het op de po te zetten zodat het zijn bed niet nat zal maken, of die de deken hebben opgelicht om zorgzaam te controleren waar het tijdens het slapen zijn handen houdt. Uit de analyses van enkele van deze angstdromen heeft Freud ook nog de identiteit van de nachtelijke bezoeker kunnen opmaken. De rover was telkens de vader, de spoken zullen waarschijnlijk eerder overeenkomen met vrouwelijke personen in witte nachtjapon. (p.386)
Volgende keer: het spreken en rekenen in de droom
Comments