Boek 2 post 21: pagina 331 - 340 (totaal aantal gelezen pagina's 1212)
Continué! De volgende, korte paragraaf in het zesde hoofdstuk handelt verder over de 'plastische' elementen in de droom (de term 'plastische middelen' is reeds geïntroduceerd in voorgaande blog).
Dusver is ons duidelijk geworden dat het droommateriaal aan een bepaalde compressie (verdichting) onderhevig is, en dat er verschuivingen plaatsvinden op het gebied van de intensiteit van het psychische materiaal en haar waarde. Deze verschuivingen betreffen veelal vervangingen, van een bepaalde voorstelling door een andere die er associatief nauw meer verbonden is. Freud draagt in deze paragraaf een ander type verschuiving aan: een verwisseling van de talige uitdrukking voor de gedachten in kwestie.
"Het gaat in beide gevallen om verschuiving langs een associatieve reeks, maar hetzelfde proces vindt in verschillende psychische sferen plaats, en het resultaat van deze verschuiving is de ene keer dat een element wordt vervangen door een ander, terwijl in het andere geval een element in zijn bewoording voor een andere verwisselt." (p.331)
Freud doelt hier op droomgedachten (abstracte uitdrukkingen), die door een visuele en concrete voorstelling worden ingeruild. Het voordeel hiervan is dat het visuele voor de droom vatbaar voor uitbeelding is. De abstract uitgedrukte, (voor de droom) onbruikbare droomgedachte wordt daarmee omgevormd tot een visuele taal. Woorden worden soms dus uitgebeeld (in de droom) als een visueel element. Maar er kan ook een verwisseling van (talige) uitdrukkingen onderling plaatsvinden door dubbelzinnigheid:
"(...) doordat ze de dromer een woordschikking laat bedenken die in haar dubbelzinnigheid aan meer dan één droomgedachte uitdrukking geeft. Het hele gebied van de woordspeling wordt hierdoor aan de droomarbeid dienstbaar gemaakt. Men mag zich niet verwonderen over de rol die bij de droomvorming aan het woord is toebedeeld. Het woord, zijnde het knooppunt van verscheidene voorstellingen, is zogezegd een gepredestineerde polysemie (...)" (p.332)
Het lastige hieraan blijft dat men niet altijd weet hoe men bepaalde dingen in de droom dient te interpreteren, omdat de droom volgens Freud tenslotte niet beoogt begrepen te worden. Een uitdrukking die visueel wordt weergegeven in de droom kan moeilijk te herleiden zijn, vooral ook omdat de droom nooit zegt of we de elementen die hij presenteert, letterlijk of overdrachtelijk moeten duiden en of ze rechtstreeks dan wel via geïnterpoleerde zegswijzen op de droominhoud moeten worden toegepast. Men moet zich dus steeds vier zaken afvragen bij de duiding van elke element dat zich in de droom voordoet:
a. moet het in positieve of in negatieve zin worden opgevat (relatie van tegenstelling)?
b. moet het historisch worden geduid (als herinnering)?
c. heeft het een symbolische betekenis?
d. moet de verwerking ervan op de bewoordingen worden gebaseerd?
Het verschil tussen een droomduiding door middel van symboliek en die door naar de bewoording te kijken, is dat bij de van oudsher traditioneel gebruikte symbolische duiding de droomuitlegger (niet de dromer) de symbolen willekeurig kiest. Bij een duiding die gebaseerd is op de bewoording, op talige vermommingen, zijn de dubbelzinnigheden vaak bekend en door algemene taalgewoonten gegeven. Een bepaald element of voorwerp in de droom, kan zich zowel letterlijk laten vertalen, als ook meerdere betekenissen genereren. Als voorbeeld geeft Freud een droom waarin een toren voorkomt. Men kan het langwerpige gebouw zowel letterlijk opvatten, als gebouw, maar ook als gevangenis. Tevens kan het woordelijk geïnterpreteerd worden als torenhoog en drukt in die vertolking iets heel anders uit. Maar men kan het ook zien als een 'Gekkentoren', een oud woord dat wel gebruikt werd voor de aanduiding van een krankzinnigengesticht.
We moeten dit geheel opvatten als een neiging van de droom om talige gedachten om te vormen naar een symbool of soms zelfs eerst naar een ander woord, dat uitbeelding mogelijk maakt. Door uitbeelding kan de psychologische nood van het beklemde denken zich lenigen.
Freud haalt een paar heel interessante voorbeelden aan van een andere auteur (Silberer, 1909 - pas later aan de Droomduiding toegevoegd) die het proces demonstreerde waarin de omzetting van gedachten in beelden direct gadegeslagen kon worden. Wanneer hij zich in een toestand van vermoeidheid en slaapdronkenheid tot een denkinspanning dwong, gebeurde het dikwijls dat de gedachte hem ontglipte en dat ervoor in de plaats een beeld verscheen, waarin hij nu de vervanging van de gedachte kon herkennen. Silberer noemde dit proces 'autosymbolische' vervanging.
Een voorbeeld:
Gedachte: Ik denk eraan dat ik van plan ben in een artikel een hakkelige passage te verbeteren.
Symbool in de half slaap/waakdroom: ik zie mijzelf een stuk hout gladschaven.
Ik kan zelf geen concreet voorbeeld noemen, maar ik herken wel wat hier beschreven wordt. In de toestand van half in slaap vallen lijken gedachten zich meer als beelden aan mij voor te doen. Een heel curieuze bewustzijnstoestand, waaruit ik dan ook heel plots weer wakker kan schieten en verbaasd kan zijn over de 'gedachtebeelden' die even daarvoor mijn geest bezetten.
In de laatste pagina's van deze paragraaf snijdt Freud het onderwerp symbolische dromen (of: droomsymboliek) aan, enigszins verwarrend omdat de volgende paragraaf daar geheel aan gewijd zal zijn. Hij betrekt hierbij ook de psychopathologie weer, meer specifiek die van de psychoneurosen. Op zoek naar algemeen terugkerende symbolen in dromen die met algemeen bekende toespelingen en woordvervangingen samenhangen, constateert hij dat er slechts voor weinig onderwerpen een algemeen geldige (dus bij iedereen toepasbare) droomsymboliek is ontstaan. Van die weinige onderwerpen wiens symboliek wel algemeen geldend is geworden, zou volgens Freud een aanzienlijk deel met de psychoneurosen, de sagen en volksgebruiken gemeen hebben.
"Sterker nog, bij scherper toezien moet men constateren dat de droomarbeid met vervangingen van dit genre allesbehalve origineel is. Om zijn doelen te bereiken, in dit geval de mogelijkheid tot ongecensureerde uitbeelding, bewandelt de droomarbeid nu eenmaal alleen de wegen die hij in het onbewuste denken reeds gebaand aantreft, prefereert hij de omzettingen van het verdrongen materiaal die ook bewust mogen worden als geestigheid en toespeling, waarvan alle fantasieën van neurotici wemelen." (p.337)
Vanuit dit perspectief, zo stelt hij, zou ook de preoccupatie met het eigen lichaam in de dromen van neurotici te begrijpen zijn. Deze zou in verband staan met seksuele nieuwsgierigheid waarbij de opgroeiende jongeling of maagd de geslachtsdelen van het andere, maar ook die van het eigen geslacht als object neemt. Zo zou de voorstelling van een huis in de droom, het lichaam symboliseren. Maar dit gaat volgens Freud nog veel verder; hij beschrijft patiënten waarbij pilaren en zuilen de benen betekenen, patiënten die bij elke poort ('gat') aan een lichaamsopening denken, bij elke waterleiding aan het urineapparaat moeten denken etc. Maar ook binnen de volkstaal zouden verschillende toespelingen naar het seksuele verscholen liggen, in bijvoorbeeld het idioom van het plantenleven ('het zaad', de 'tuin' van het meisje etc.) en de keuken.
"In schijnbaar onschuldige toespelingen op het werk in de keuken laten zich zowel de afstotelijkste als de intiemste details van het seksuele leven denken en dromen, en het wordt praktisch onmogelijk de symptomatiek van de hysterie te duiden als men vergeet dat het alledaagse en onopvallende de beste schuilplaats is waarin seksuele symboliek zich kan verbergen. Het heeft zijn gegronde seksuele betekenis wanneer neurotische kinderen geen bloed en geen rauw vlees willen zien, bij eieren en noedels moeten overgeven, wanneer de voor de mens natuurlijke angst voor slangen bij de neuroticus een reusachtige versterking ondergaat, en overal waar de neurose zich van zo'n maskering bedient, bewandelt ze de wegen die eens, in oude cultuurperioden, de hele mensheid heeft begaan en van welker onder een dunne laag bedolven bestaan thans nog spraakgebruik, bijgeloof en zede getuigenis afleggen." (p.338)
Dergelijke symboliseringen lenen zich, als ik het goed begrijp, goed voor de droom omdat zij gemakkelijker door de censuur worden toegelaten. In de symboliek herbergt zich al een vervorming (zij is een vervorming/vermomming), waardoor het symbool-dragende element moeiteloos in de droom vertoond/opgenomen kan worden.
Comments