top of page
Foto van schrijverReading Freud

Deel 2-18 Verdichtingsarbeid

Bijgewerkt op: 8 mrt. 2020

Boek 2 post 18: pagina 271 - 289 (totaal aantal gelezen pagina's 1158)


Is iedereen bijgekomen van het Oedipus verhaal?

Vandaag dan nog de laatste twee 'typische dromen' uit hoofdstuk 5, waar ik kort over kan zijn. En ook een aanvang met hoofdstuk 6.


Typische dromen volgens Freud:

a. De gênedroom dat men naakt is

b. De dromen over de dood van dierbare personen

c. Andere typische dromen

d. De examendroom


Tot de 'andere' typische dromen rekent Freud de droom waarin men kan vliegen of met angstgevoelens valt. Bij een verklaring van deze dromen put hij uit de psychoanalyses van zijn patiënten en concludeert dat ook deze dromen indrukken van de kinderjaren herhalen: ze verwijzen naar de bewegingsspelletjes die voor het kind zo'n grote aantrekkingskracht bezitten. Hij doelt hiermee op vliegspelletjes, het kind in de lucht laten zweven en weer opvangen, of op grootvaders knie rijden het plots wegvallen in het 'gat in de weg'. De voorliefde van alle kleine kinderen voor spelletjes zoals schommelen en wippen is bekend, evenals op iets latere leeftijd gymnastische bewegingen. Volgens Freud worden bij deze, op zichzelf onschuldige bewegingsspelletjes, dikwijls seksuele gewaarwordingen "wakker geroepen":

"Een jonge collega, die volkomen vrij is van nervositeit, deelt mij hierover mee: ‘Ik weet uit eigen ervaring dat ik vroeger bij het schommelen, en wel op het moment dat de neerwaartse beweging de grootste kracht heeft, een eigenaardig gevoel in de genitaliën kreeg, dat ik, hoewel ik het eigenlijk niet prettig vond, toch als lustgevoel moet kwalificeren.’—Ik heb dikwijls van patiënten gehoord dat de eerste erecties met lustgevoel die zij zich herinneren, in hun jongenstijd bij het klimmen optraden.—Uit psychoanalyses blijkt met volkomen zekerheid dat de eerste seksuele impulsen op de vechten worstelspelletjes van de kinderjaren teruggaan." (voetnoot p.271)

Tot slot de examendroom, die zoveel inhoudt dat men als volwassene droomt dat men opnieuw examen moet doen op de middelbare school of vervolgstudie en gezakt is. Ook deze dromen vinden hun wortels in onze vroegere jaren. Het zijn de herinneringen aan straffen van vroeger, die volgden van ouders of leraren, op onze wandaden. Deze straffen zijn we, later in ons leven, aan onszelf gaan geven telkens wanneer we iets niet behoorlijk klaarspelen of de druk van verantwoordelijkheid voelen.

In den beginne is het de opvoeding, later wijzelf die de straf aan ons uitdeelt. Typisch is ook dat wij doorgaans deze droom hebben terwijl we al lang geslaagd zijn voor het examen, en juist niet gezakt. Niet enkel Freud maar ook zijn collega dromenduider W. Stekel die de eerste duiding van de ‘eindexamendroom’ op zijn naam heeft staan, verdedigt de mening dat deze droom in de regel betrekking heeft op seksueel beproefd worden en seksuele rijpheid.


Dan verder met het omvangrijke hoofdstuk 6: De droomarbeid (iets minder dan 200 pagina's)

Negen paragrafen liggen voor ons, te beginnen met De verdichtingsarbeid.

Ter verfrissing van ons geheugen: Freud heeft ons uitgelegd dat de droom een manifeste inhoud bezit (de gedroomde inhoud, dat wat zich afspeelt in de droom) en een latente droominhoud (de associaties/gedachten voortkomend uit de manifeste inhoud, ook wel de droomgedachten). De verschillende wijzen van droomduiding die in gebruik waren vóórdat Freud zijn methode ontwikkelde, concentreerden zich van oudsher uitsluitend op de manifeste inhoud. Nu Freud daar in zijn methode de latente droominhoud aan toevoegt, komt hij voor een nieuwe taak te staan die nog niet bestond, namelijk de taak om de betrekkingen van de manifeste droominhoud met de latente droomgedachten te onderzoeken en na te speuren door welke processen de eerste zich uit de laatste hebben ontwikkeld (p. 276). Deze paragraaf legt zich toe op de relatie tussen de twee droominhouden:

"Droomgedachten en [manifeste] droominhoud liggen vóór ons als twee beschrijvingen van dezelfde inhoud in twee verschillende talen, of beter gezegd, de droominhoud doet zich aan ons voor als een omzetting van de droomgedachten in een andere wijze van uitdrukken, waarvan wij de tekens en syntactische wetten moeten leren kennen door het origineel en de vertaling met elkaar te vergelijken. De droomgedachten zijn voor ons zonder meer begrijpelijk zodra wij die te weten zijn gekomen. De droominhoud is als het ware gegeven in hiërogliefen, waarvan de tekens stuk voor stuk in de taal van de droomgedachten moeten worden omgezet." (p.276)

De fout die bij dit omzettingsproces van de droombeelden naar droomgedachten gemaakt kan worden, is dat de waarde van elk droombeeld an sich achterhaald word, in plaats van hun "tekenaspect". Ik weet niet precies wat daarmee bedoeld wordt, maar Freud vergelijkt het met het proces van het oplossen van een rebus:

"Ik heb bij voorbeeld een figuurraadsel (rebus) voor mij liggen: een huis, op het dak waarvan een boot is te zien, dan een losse letter, dan een hollende figuur waarvan het hoofd slechts door een apostrof is aangeduid enzovoort. Ik zou nu kritisch kunnen worden en deze combinatie en haar bestanddelen als onzinnig kunnen betitelen. Een boot hoort niet op het dak van een huis, en iemand zonder hoofd kan niet hollen; bovendien is die figuur groter dan het huis, en als het geheel een landschap moet voorstellen, passen de losse letters er niet in, want die komen in de vrije natuur niet voor. De juiste beoordeling van de rebus ontstaat blijkbaar pas wanneer ik tegen het geheel en de details ervan niet dit soort protesten aanteken, maar mijn best doe elk beeld te vervangen door een lettergreep of een woord dat vanwege een of ander aspect door het beeld kan worden voorgesteld. De woorden die op deze manier bij elkaar komen te staan, zijn niet meer zinledig, maar kunnen de mooiste en diepzinnigste dichterspreuk opleveren. Een dergelijk figuurraadsel is nu de droom, en onze voorgangers op het gebied van de droomduiding hebben de fout begaan de rebus als de compositie van een tekenaar te beoordelen. Als zodanig kwam hij hun onzinnig en waardeloos voor." (p.276-277).

Dan gaat hij over naar verdichtingsarbeid wat zoveel betekent als dat er een verdichting plaatsvindt van de talrijk latente droomgedachten naar de veel compactere manifeste droominhoud:

"Het eerste dat de onderzoeker duidelijk wordt wanneer hij droominhoud en droomgedachten met elkaar vergelijkt, is dat hier een grootscheepse verdichtingsarbeid is verricht. De droom is schraal, armoedig, laconiek in vergelijking met de omvang en rijkdom van de droomgedachten. De droom beslaat in opgeschreven vorm een halve bladzijde; de analyse, die de droomgedachten bevat, heeft het zes-, acht-, twaalfvoudige aan tekstruimte nodig." (p.277)

De droom is als het ware een gecomprimeerde voorstelling van de latente droomgedachten. Volgens Freud zou een analyse van een droom ook nooit met stelligheid voltooid kunnen worden. Er kunnen altijd nieuwe associaties uit de manifeste droominhoud geboren worden. De verdichtingsquote is dus - strikt genomen - onbepaalbaar, zo is zijn mening. Een eerste vraag die Freud onder handen neemt is of men alle spontane invallen (associaties/gedachten) die achteraf bij de analyse van de droom opkomen, tot de droomgedachten (en dus tot de latente inhoud) mag rekenen. En bovendien of men dus mag aannemen dat al deze gedachten reeds gedurende de slaaptoestand actief zijn geweest en aan de droomvorming hebben bijgedragen. Er kunnen immers talloze associaties opkomen en men zou kunnen aannemen dat tijdens het analyseren nieuwe gedachteassociaties ontstaan, die niet bij de vorming/totstandkoming van de droom betrokken zijn geweest. Freud stemt deels in met deze tegenwerping, maar wijst ook op de onderlinge relaties tussen gedachteassociaties:

"Dat bepaalde gedachteassociaties pas tijdens de analyse ontstaan, is juist; maar men kan zich er telkens weer van overtuigen dat zulke nieuwe associaties alleen tot stand komen tussen gedachten die in de droomgedachten reeds op andere wijze verbonden zijn; de nieuwe associaties zijn als het ware parallelschakelingen, kortsluitingen, mogelijk gemaakt door het bestaan van andere, dieper liggende verbindingswegen. Van de meeste bij de analyse blootgelegde gedachtemassa’s moet men toegeven dat ze al bij de droomvorming actief zijn geweest, want nadat men zich door een aaneenschakeling van gedachten heen heeft gewerkt die schijnbaar geen verband houden met de droomvorming, stuit men plotseling op een gedachte die in de droominhoud vertegenwoordigd en voor de droomduiding onontbeerlijk is en die toch op geen enkele andere manier dan door die gedachtereeks toegankelijk was." (p. 279)

Freud zet zijn onderzoek voort met de vraag hoe de verdichting verder tot stand komt. Men zou aan kunnen nemen dat de hoeveelheid aan (latente) droomgedachten niet allemaal vertegenwoordigd zijn in de droom en dat verdichting dus geschiedt door een proces van weglating. De droom kan men dan beschouwen als een fragmentarische, onvolledige weergave van de talrijke gedachteassociaties waar hij in de analyse achteraf rijk aan is. Freud neemt het proces van weglating voorlopig als uitgangspunt bij het stellen van de volgende vraag (ondanks dat hij het een gebrekkig antwoord vindt): indien maar weinig elementen uit de droomgedachten in de droominhoud terechtkomen, van welke voorwaarden hangt hun selectie dan af ?


Freud tekent hier drie dromen op (waarvan ook de eerder beschreven droom over de 'cyclamen'), waarvan ik de kortste overneem. Het gaat om een droom van een een dame op leeftijd die in psychoanalytische behandeling is. Zoals paste bij de ernstige angsttoestanden waaraan de patiënte leed, bevatten haar dromen overvloedige hoeveelheden seksueel gedachtemateriaal, waarvan de kennisneming haar aanvankelijk evenzeer verraste als ontstelde, aldus Freud: (p.287-289)


‘De keverdroom’


DROOMINHOUD: Zij herinnert zich dat ze twee meikevers in een doosje heeft, die zij de vrijheid moet geven omdat ze anders zullen stikken. Zij maakt het doosje open, de kevers zijn helemaal slap; eentje vliegt door het openstaande raam naar buiten, de andere wordt echter door de venstervleugel geplet terwijl zij op iemands verzoek het raam sluit (uitingen van walging). ANALYSE: Haar man is op reis, haar dochter van veertien slaapt naast haar in bed. De kleine waarschuwt haar ’s avonds dat er een mot in haar waterglas is gevallen; zij verzuimt echter de mot eruit te halen en bejammert het arme diertje de volgende morgen. In haar avondlectuur was verteld hoe kwajongens een kat in kokend water gooien, en daarbij waren de stuiptrekkingen van het dier beschreven. Dit zijn de beide op zichzelf onbeduidende droomaanleidingen. Het thema van de wreedheid tegen dieren houdt haar verder bezig. Haar dochter was enige jaren geleden, toen het gezin ’s zomers in een bepaalde streek logeerde, erg wreed tegen dieren. Zij legde een vlindercollectie aan en vroeg haar moeder om arsenicum om de vlinders te doden. Het gebeurde een keer dat een nachtvlinder nog lange tijd met een speld door zijn lijf in de kamer rondvloog; een andere keer werden enkele rupsen, die zij had opgeborgen tot ze zich zouden verpoppen, verhongerd teruggevonden. Hetzelfde kind placht op nog prillere leeftijd kevers en vlinders de vleugels uit te trekken; nu zou zij voor al deze wrede handelingen terugschrikken; zij is zo goedhartig geworden. Deze tegenstrijdigheid houdt haar bezig. Ze herinnert haar aan een andere tegenstrijdigheid, die tussen uiterlijk en geestesgesteldheid, zoals ze in Adam Bede van [George] Eliot is beschreven. Een mooi, maar ijdel en oliedom meisje, daarnaast een lelijk, maar nobel meisje. De aristocraat, die het gansje verleidt; de arbeider met edel gevoelsleven, die zich ook edel gedraagt. Je kunt dat niet aan de mensen zien. Wie zou aan haar zien dat zij door zinnelijke verlangens wordt geplaagd?

In hetzelfde jaar dat de kleine haar vlindercollectie aanlegde, had de streek zwaar te lijden van een

meikeverplaag. De kinderen gingen tegen de kevers tekeer, pletten ze op wrede wijze. Zij heeft toen een man gezien die de meikevers hun vleugels uittrok en daarna hun lijven oppeuzelde. Zij zelf is in

mei geboren, is ook in mei getrouwd. Drie dagen na de bruiloft schreef zij aan haar ouders thuis in een brief hoe gelukkig zij was. Zij was dat echter geenszins. De avond voor de droom had zij in oude brieven gesnuffeld en de haren verscheidene ernstige en grappige brieven voorgelezen, zoals

een hoogst lachwekkende brief van een pianoleraar, die haar als meisje het hof had gemaakt, en ook die van een aristocratische aanbidder. Zij maakt zichzelf verwijten omdat een van haar dochters een verkeerd boek van Maupassant in handen heeft gekregen. (Hier de aanvulling

: ‘Dergelijke lectuur is vergif voor jonge meisjes.’ Zijzelf heeft in haar jeugd veel uit verboden boeken

tot zich genomen). Het arseni­cum dat haar kleine wil hebben, herinnert haar aan de arsenicumpillen die Duc de Mora in Nabab [van Daudet] zijn jeugdige kracht hergeven. Bij ‘vrijheid geven’ valt haar een passage uit Die Zauberflöte in:


Zur Liebe kann ich dich nicht zwingen,

Doch geb ich dir die Freiheit nicht. (Tot liefde kan ik je niet dwingen, toch geef ik je de vrijheid niet).


Bij ‘meikevers’ nog de woorden van Käthchen:


Verliebt ja wie ein Käfer bist du mir. Verliefd als een kever (bakvis) ben je op mij).


Daar tussenin Tannhäuser:

Weil du von böser Lust beseelt ...

(Daar gij van boze lust bezield...)


Zij zit in angst en zorgen om de afwezige echtgenoot. De vrees dat hem op reis iets zou kunnen

passeren, komt tot uiting in talrijke fantasieën van overdag. Kort tevoren had zij in haar onbewuste gedachten tijdens de analyse een klacht over zijn ‘seniliteit’ aangetroffen. De wensgedachte die in deze droom schuilgaat, laat zich wellicht het gemakkelijkst raden als ik vertel dat zij enige dagen voor de droom plotseling midden onder haar bezigheden door de tegen haar man gerichte imperatief werd opgeschrikt: hang je op. Het bleek dat zij een paar uur eerder ergens had gelezen dat zich bij het ophangen een krachtige erectie voordoet. Het was het verlangen naar deze erectie dat in deze

schrikwekkende vermomming uit de verdringing terugkeerde. ‘Hang je op’ betekent zoveel als ‘zorg koste wat kost dat je een erectie krijgt’. De arsenicumpillen van dr. Jenkins in Nabab horen hier thuis; het was de patiënte echter ook bekend dat men het sterkste afrodisiacum, can­thariden, door het

pletten van kevers bereidt (‘Spaanse vliegen’). Op deze betekenis doelt het hoofdbestanddeel van de droominhoud. Het raam openen en sluiten is een van de constante bronnen van onenigheid met haar man. Zij zelf slaapt aërofiel, haar man aërofoob. Slapheid is het voornaamste symptoom waarover zij in deze dagen klachten had. (Einde van de droombeschrijving)


Wie goed leest merkt al op dat, zoals in de eerdere dromen die ik hier over heb genomen, een groot aantal woordverwijzingen/associaties voorkomen. Deze zijn, in het Nederlands, soms wat vergezocht of omslachtig en moeilijk te volgen. In de oorspronkelijke versie van het Duits, liggen deze associaties meer voor de hand. Precies over dit onderwerp heeft David Blomme van Psychoanalyse.nu zijn eerste vlog gemaakt. Een mooi pleidooi om de originele werken van Freud in het Duits te lezen.



Wij gaan terug naar de vraag van welke voorwaarden de selectie van de droomgedachten afhangt om in de droom terecht te komen. Freud geeft naar aanleiding van de drie droomanalyses een aantal inzichten weg:


Uit dit eerste onderzoek houdt men de indruk over dat bepaalde elementen (kever, mei, pletten) in de droominhoud zijn opgenomen omdat ze zeer talrijke punten van aanraking met de meeste droomgedachten vertonen, dus knooppunten vormen waarin een groot aantal van de droomgedachten samenkomt omdat ze met betrekking tot de droomduiding meerzinnig zijn. Men kan het feit dat aan deze verklaring ten grondslag ligt ook anders omschrijven en zeggen: elk element van de droominhoud blijkt overgedetermineerd, meervoudig in de droomgedachten vertegenwoordigd te zijn (p.281)


Een tweede inzicht is bovendien dat de diverse droomgedachten door verschillende elementen in de droom vertegenwoordigd zijn. Van één element van de droom leidt de associatieve weg naar verscheidene droomgedachten, van één droomgedachte naar verscheidene droomelementen. De droomvorming gaat dus niet zo in haar werk dat de afzonderlijke droomgedachte of een groep van droomgedachten een afkorting voor de droominhoud levert en daarna de volgende droomgedachte een volgende afkorting als representatie. Heel de massa van droomgedachten ondergaat een zekere bewerking, waarna de meest en best ondersteunde elementen zich voor de toegang tot de droominhoud onderscheiden. Welke droom Freud ook aan een dergelijke ontleding onderwerpt, telkens zou hij dezelfde principes bevestigd zien: de droomelementen worden uit heel de massa van droomgedachten gevormd en elk ervan blijkt met betrekking tot de droomgedachten meervoudig gedetermineerd.


Freud zal nog een uitgebreider voorbeeld aanhalen om zijn hypothese van de verdichtingsarbeid verder te verduidelijken. Dit bewaar ik voor de volgende blog. Tot zover dienen we te onthouden dat verdichtingsarbeid eruit bestaat dat één voorstelling/element in de droom meerdere droomgedachtes vertegenwoordigt, en dat één droomgedachte op zijn plaats naar meerdere droomelementen kan verwijzen.


161 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page