Boek 1 post 22: pagina 299 - 321
Ik begin vandaag met nog een paar kleine opmerkingen over fantasieën uit het hoofdstuk van gisteren (laatste pagina's van de manuscripten aan Fliess). Vervolgens heb ik de redactionele inleiding (pagina 308 - 321) gelezen die voorafgaat aan het volgende hoofdstuk dat we gaan lezen: Ontwerp van een psychologie. Een 105 pagina's tellend hoofdstuk - dat niet de makkelijkste belooft te worden omdat het naar verluid Freud's laatste (en enige?) poging is om de psychische mechanismen in fysiologische en neurologische termen te beschrijven. Misschien dat daarom de inleiding van de redactie zo uitgebreid is en alleen al 14 pagina's telt.
Maar nog even terug naar de laatste pagina's van het hoofdstuk Manuscripten met aantekeningen van Freud aan Fliess. Hij doet een aantal notitie-achtige uitspraken over fantasieën - die de vermelding waard zijn ware het alleen al om mijn persoonlijke interesse in het fantasieleven.
Grappig is dat zijn schrijven over fantasieën nogal uit de lucht komt vallen. Ik heb er in zijn werk tot nu toe niets over gelezen. Ineens komt hij met een zin - behorend onder het kopje Architectuur van de hysterie, waarin hij schrijft: (p. 299)
"Doel [bij hysterie] lijkt het bereiken van de oerscènes te zijn. Dit lukt bij sommige rechtstreeks, bij andere pas na omwegen over fantasieën. Fantasieën zijn namelijk psychische façades die worden opgetrokken om de toegang tot deze herinneringen te versperren. Fantasieën dienen tegelijkertijd de tendens om herinneringen te verfijnen, te sublimeren."
Met de eerste zin over oerscènes is mij niet duidelijk wat bedoeld wordt. Wat ik een interessante opmerking vindt is het idee dat fantasieën de functie zouden vervullen om de weg naar herinneringen te versperren. Ik denk dat daarmee bedoeld wordt dat de fantasie opkomt om daarmee niet aan bepaalde herinneringen te hoeven denken. Dus om een herinnering, voorstelling of gedachte uit de weg te gaan. Fantaseren is en blijft natuurlijk een vorm van escapisme. In die zin kan fantaseren pathologisch worden - maar hoeft het in mijn optiek niet altijd te zijn, getuige de vele kunst die aan de fantasie en verbeeldingskracht (is dat niet ook altijd een vorm van fantasie?) zijn bestaan ontleend. Freud ziet het in dit stadium van zijn werk in ieder geval als een voorloper van de hysterische symptomen. Freud heeft nog meerdere malen over de fantasie geschreven (in latere werken), wat ik weet uit een ander (zeer boeiend) boek "De kracht van het alleenzijn" van psychiater Anthony Storr. Daarin wordt Freud's schrijven over de fantasie als 'wensvervulling' geciteerd. Een voorbode dat we in ieder geval nog meer van Freud zullen tegenkomen over dit - in sommige opzichten ongrijpbare - onderwerp. Ongrijpbaar want, waaruit bestaat een fantasie? Ook die vraag stelt Freud zichzelf, maar het antwoord is moeilijk te volgen: (p. 299)
"Ze [fantasieën] zijn op basis van het gehoorde en achteraf benutte gefabriceerd en combineren aldus het beleefde en gehoorde uit het verleden (uit de geschiedenis van de ouders en voorouders) met wat men zelf heeft gezien. Ze verhouden zich tot het gehoorde als dromen tot het geziene. In de droom hoort men immers niets, men ziet."
Dit klinkt behoorlijk abstract. Een fantasiebeeld zou dus een samenvoeging zijn van eigen ervaringen (dat wat ik zelf gezien heb) en dat waar ik alleen maar over gehoord heb (via anderen). Dat samengevoegde beeld is dan de fantasie? Dit klinkt nog niet erg aannemelijk. Kan men niet puur fantaseren over dat wat men gezien heeft? Of hoopt te zien? Ik vind hier nog geen duidelijke antwoorden. Maar wacht, een paar pagina's verderop schrijft hij nog iets dat misschien verheldering geeft (en waarin hij een van mijn meest geliefde romans aanhaalt: Goethe's Het lijden van de jonge Werther): p. 306
"Literaire schepping en fine frenzy
Het mechanisme van literaire scheppingen is hetzelfde als dat van hysterische fantasieën. Goethe combineert voor zijn Werther iets dat hij beleefd heeft, zijn liefde voor Lotte Kästner, met iets dat hij gehoord heeft, het lot van de jonge Jerusalem, die zelfmoord pleegt. Hij speelt waarschijnlijk met het voornemen zichzelf te doden, vindt hierin het raakpunt en vereenzelvigt zich met Jerusalem, aan wiens persoon hij de motieven uit zijn eigen liefdesaffaire leent. Door middel van deze fantasie beschermt hij zich tegen de werking van zijn ervaring. Zo krijgt Shakespeare gelijk wanneer hij poëzie en waan op één lijn stelt (fine frenzy)"
We lezen hier dat Freud nog een andere werking aan de fantasie toedicht, die van bescherming tegen de eigen ervaring. Goethe verwerkt zijn eigen neerslachtigheid in een fantasieverhaal (deels gebaseerd op zijn eigen ervaringen en deels op dingen die hij vernomen heeft via andere bronnen). Ik begrijp wat hiermee bedoeld wordt maar ik zie de betekenis hiervan nog niet direct in. De uitgewerkte fantasie (de vervolmaking van het boek dat hij geschreven heeft) zou juist in dit geval als levensreddend gezien kunnen worden. Het boek is geschreven - zo suggereert Freud - omdat Goethe zelf aan neerslachtigheid leed. Hij heeft deze neerslachtigheid omgebogen naar een deels fictief/gefantaseerd verhaal en deels op eigen ervaringen berust. Waar wordt nu tegen beschermd? Is het schrijven van het boek dan een middel waarmee de schrijver zijn ervaring (neerslachtigheid en het voornemen zichzelf te doden) uit de weg gaat? Of buigt hij het juist effectief om, om er niet aan ten onder te gaan? Wie zal het zeggen...? Laten we wachten tot Freud er later meer zinnige dingen over te zeggen heeft.
Tot zover de Manuscripten A-N die pagina 246 - 307 besloegen.
----------------------------------------------
Wat volgt is het volgende grote hoofdstuk Ontwerp van een psychologie. In feite is dit ook een manuscript aan Fliess, zij het een veel langer en uitgebreider uitgewerkt stuk. Om precies te zijn vormt dit manuscript het belangrijkste en meest omvangrijke van de notities aan zijn vriend. Hij schreef het in 1895. De inleiding van de redactie bevat interessante achtergrondinformatie over het stuk, waarvan de belangrijkste drie dingen zijn:
A. Freud had zelf de grootst mogelijke moeite met het schrijven van dit stuk.
De inleiding haalt een aantal citaten uit de persoonlijke brieven van Freud aan Fliess aan, waaruit elkaar afwisselende gevoelens van wanhoop en euforie spreken over het schrijven van dit stuk: (een aantal vrije citaten van pp. 310-312)
April 1895: "In wetenschappelijke opzicht ben ik er beroerd aan toe, ik ben namelijk diep verdwaald geraakt in de "Psychologie voor de neuroloog", die mij regelmatig totaal uitput, tot ik werkelijk overwerkt moet afbreken."
Mei: "Aan dat werk heb ik de voorbij weken elke vrije minuut gewijd, de nachtelijke uren van elf tot twee met fantaseren, vertalen en gissen doorgebracht, en telkens hield ik pas op wanneer ik ergens op een ongerijmdheid was gestoten of werkelijk ernstig overwerkt raakte, zodat ik geen interesse meer voor het dagelijkse medische werk in mijzelf bespeurde. Naar resultaten zul je mij nog lang niet kunnen vragen." In juni was er vooruitgang: " [...] de psychologische constructie wekt de indruk te willen lukken, wat mij geweldig blij zou maken. Natuurlijk nog niets stelligs te beweren."
In augustus zakt hij weer in: "Die psychologie is werkelijk een kruis voor mij. Kegelen en paddestoelen zoeken is in ieder geval veel gezonder. Ik wilde immers niets anders dan de afweer verklaren, maar daarmee ben ik midden in een bos verzeild geraakt. Ik heb mij door het kwaliteitsprobleem, de slaap, de herinnering, kortom de hele psychologie heen moeten werken. Nu wil ik er niets meer van weten."
Oktober: "In een ijverige nacht [...] zijn plotseling de barrières opgeheven, de omhulsels omlaag gevallen en was er van het detail, de neurose, een doorkijk naar de determinanten van het bewustzijn. Alles leek in elkaar te grijpen, het radarwerk paste, de indruk ontstond dat het ding nu werkelijk een machine was en binnenkort ook vanzelf kon gaan lopen."
November 1895: "Ik heb de psychologische manuscripten gepakt en in een la gesmeten, waar ze tot 1896 moeten sluimeren. [...] De geestestoestand waarin ik de Psychologie heb uitgebroed snap ik niet meer; ik kan niet begrijpen dat ik jou daarmee kon opzadelen."
Deze zinsneden geven blijk van zijn enorme worsteling met dit werk, dat hij desondanks toch aan Fliess stuurde. Daarna wordt niets meer van dit werk vernomen, tot vijftig jaar later de brieven aan Fliess ontdekt worden. De eerste gepubliceerde versie vindt pas plaats in 1950, elf jaar na zijn dood.
B. Het is een ingewikkelde tekst
Freud beoogt met zijn 'Ontwerp' het volgende: "Mij kwellen twee voornemens, ik wil ten eerste nagaan hoe de functieleer van het psychische zich ontwikkelt als men de kwantitatieve zienswijze, een soort economie van de nerveuze energie, introduceert, en ten tweede uit de psychopatholologie de winst voor de normale psychologie halen (p. 310 uit een brief aan Fliess). De pagina's die Freud aan Fliess stuurde moesten enigszins ontcijferd worden. Alhoewel Freud in zijn teksten nauwelijks correcties aanbracht, gebruikte hij een groot aantal afkortingen, symbolen, letters, die geduid moesten worden. Het boek bevat dan ook speciaal bij deze tekst een verklarende lijst met symbolen. Hij gebruikte Griekse letters, hoofdletters (bijvoorbeeld W voor waarneming) en afkortingen zoals usw (und so weiter). De tekens die Freud gebruikte zijn overgenomen in de vertaalde tekst.
C. Freud was niet trots op dit werk, maar het bevat inzicht in de ontwikkeling van zijn theorieën.
Freud zou de tekst in drie weken geproduceerd hebben, onvoltooid gelaten hebben en toen hij hem op schrift stelde (wat hem kennelijk meer tijd kostte, getuige zijn brieven aan Fliess) vervolgens fel bekritiseerd hebben. Hij heeft later nooit meer naar dit stuk verwezen. Toen hij al op leeftijd was en met het stuk geconfronteerd werd heeft hij getracht het te vernietigen. Toch is het (neurologisch georiënteerde) document voor degene die de psychoanalyse bestuderen van belang, omdat het de kern bevat van een groot aantal van zijn latere psychologische theorieën en voor het eerst licht werpt op een aantal vage basishypothesen. Tevens komt in bijna alle latere publicaties van Freud wel iets terug van de ideeën die in dit document al voor het eerst door hem beschreven werden. Een belangrijk verschil met de daaropvolgende werken is echter dat het vrijwel niets bevat over behandeltechnieken, vrije associatie, overdracht. Freud zou in dit stuk vooral de invloed van de omgeving op het organisme accentueren. Hij legt dus de nadruk op uitwendige prikkels. De 'driften' (inwendige prikkels/excitatie) die later een prominente plaats in zijn werk krijgen, worden in dit stuk amper benoemd. Zo ook wordt het 'lustprincipe' (wat in latere werken uitvoerig door hem zal worden beschreven) in deze tekst vooral als remmend (in tegenstelling tot exciterend) mechanisme gezien.
Interessant is nog de manier waarop Freud in dit document de mens als computer probeert te beschrijven - met geheugen, opslaan, verwerken, doorgeven etc. Uit de inleiding: Met plausibele argumenten is gedemonstreerd dat wij in de door Freud beschreven complexe 'neurale' processen, en in de wetmatigheden die deze processen beheersen, zonder meer aanduidingen van hypothesen uit de informatica en cybernetica, toegepast op het zenuwstelsel, kunnen ontwaren. (p. 319).
Volgens de redactie zegt dit zeker iets over de originaliteit van Freud's denken en sommigen zien in deze tekst zelfs een voorbode van het behaviorisme (de gedragsleer). Maar men mag niet vergeten dat Freud de neurologie uiteindelijk verwierp omdat het volgens hem geen enkel houvast bood bij de ontdekkingen die hij later deed over het Ik en het Es, en het onderbewuste - fenomenen die (denk ik) te complex waren om op zuiver neurologische wijze te blijven benaderen.
Ik ben benieuwd wat ik van de tekst Ontwerp van een psychologie zal kunnen maken.
Comments