Boek 1 post 18: pagina 246 - 271
We pakken even door in dit hoofdstuk! We zijn aangekomen bij de Manuscripten A-N (uit de correspondentie met Wilhelm Fliess) die tezamen pagina 246 t/m 307 beslaan. De titel zegt het al; het betreft hier een aantal uitgewerkte stukken die Freud aan zijn twee jaar jongere vriend Wilhelm Fliess stuurde. Freud onderhield een omvangrijke en zeer persoonlijke briefwisseling met deze keel-, neus- en oorarts tussen 1887 en 1902. De correspondentie bestond naast persoonlijke brieven ook uit ontwerpen van Freud's theorieën (die pas daarna gepubliceerd werden). De bekendste daarvan is Ontwerp van een psychologie - dat als apart hoofdstuk in het eerste boek is opgenomen (het volgende hoofdstuk). De redactionele inleiding vermeldt dat deze documenten tot aan WO II onbekend waren. De Griekse prinses Marie Bonaparte (zelf psychoanalytica en in analyse geweest bij Freud) kocht de manuscripten en weerstond alle pogingen van Freud om de documenten te vernietigen. Verder wordt toegelicht dat de manuscripten een belangrijk inzicht geven in de zich ontwikkelende theorie van de psychoanalyse.
De tekst bestaat uit de Manuscripten A t/m N. Het merendeel van de manuscripten is ongedateerd, maar terug te herleiden tot de periode 1892-97. Enkele manuscripten bestaan uit een opsomming van vragen die Freud zichzelf stelt - en die ik hier niet allemaal zal overnemen. Andere delen zijn een herhaling van reeds genoemde theorieën over de dwang en de angstneurose, of casusbeschrijvingen. Ik probeer de nieuwe stukken en eventuele toevoegingen die ik tegenkom bij de hier al besproken theorieën uit te lichten.
In manuscript B trekt Freud een conclusie over neurosen die opmerkelijk is: neurosen zouden zowel volledig te voorkomen zijn als ook volledig ongeneeslijk zijn. Omdat de oorzaak van de neurosen in het seksuele leven ligt zijn zij te voorkomen (door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat er geen 'ophoping' van seksuele excitatie ontstaat, of door geen coïtus interruptus te bedrijven etc.). De oorzaken zijn aan te pakken en dus is de neurose te voorkomen. Maar waarom de neurosen ongeneeslijk zouden zijn wordt mij niet duidelijk. Een voetnoot van de redactie schrijft dat de cathartische methode (die later nog terugkomt in de Studies over Hysterie met Breuer) wèl zou werken om hysterische symptomen uit de weg te ruimen, maar “volkomen machteloos staat tegenover neurasthenische fenomenen en slechts zelden en alleen langs omwegen de psychische gevolgen van angstneurose beïnvloedt” (p.255). Mij wordt niet duidelijk of hij bedoelt dat de aandoening ongeneeslijk is in zichzelf, of ongeneeslijk omdat de problemen op seksueel gebied steeds voor zullen blijven komen in de populatie, en daarom de aandoening in bredere, maatschappelijke zin ongeneeslijk/niet te voorkomen is.
Manuscript C1 is een brief aan Fliess waarin hij kritiek (feedback) geeft op een voordracht die Fliess schreef en waarin hij een deel van Freud's theorie opneemt. Het geeft een inkijk in Freud's persoonlijke schrijfstijl - die even geprononceerd is als in zijn theoretische teksten. Hier volgen enkele citaten om een indruk te verschaffen: (p. 257-259)
"Je bijdrage [noot: de voordracht van Fliess]is toch niet op een volledig hoofdpijnloze dag geschreven, want het heeft niet de pregnantie en bondigheid waartoe jij in staat bent. Bepaalde dingen zijn beslist te uitvoerig. (...) Wat naar de kapper moet, heb ik blauw onderstreept. Enkele gewrichten heb ik geprobeerd scherper onder het weefsel te laten uitkomen. (...) Nu het seksuele vraagstuk. Ik geloof dat men zich daar meer als literaire zakenman kan gedragen. Zoals jij de seksuele etiologie brengt, dicht je het publiek een kennis toe die het toch alleen latent bezit. Het publiek weet en maakt zichzelf onwetend. (...) Volgens mij kun je het noemen van de seksuele etiologie der neurosen niet omzeilen zonder dat je uit de kroon het mooiste bloemblad scheurt. Door het dus meteen op een manier die bij de situatie past, de resultaat voor wat het eigenlijk is, voor iets nieuws, toon de mensen de sleutel die alles ontsluit, de etiologische formule, en als je daarbij door het opnemen van een opmerking mij als bevriende collega een plek gunt, ben ik niet kwaad maar erg blij. (...) Welnu: 'Go where glory waits thee'. Een hartelijk groet aan jou en Ida je Sigm. Freud
Geen misverstand. Geen namen noemen! Je houdt me toch niet voor zo eerzuchtig."
Het citaat toont mijns inziens, naast de grappige, persoonlijke noot aan Fliess, ook de stelligheid waarmee Freud overtuigd was van zijn theorie over de rol van de seksualiteit in het ontstaan van de neurosen.
Manuscript E behandelt de vraag 'hoe angst ontstaat'. Freud beschrijft de weg waarlangs hij tot het inzicht kwam van de rol die de seksualiteit in het ontstaan van de angstneurose speelt: (p. 262-263)
"Dat de angst van mijn neurotische patiënten veel met de seksualiteit te maken heeft, is mij snel duidelijk geworden; mij viel namelijk op met hoeveel zekerheid de aan de vrouw bedreven coïtus interruptus tot angstneurose leidt. Ik heb eerst verschillende dwaalwegen gevolgd. Ik dacht dat de angst waaraan de patiënten lijden moest worden opgevat als een voortzetting van de bij de geslachtsdaad ervaren angst, dus eigenlijk als een hysterisch symptoom. De verbanden tussen angstneurose en hysterie zijn immers manifest genoeg. Twee dingen zouden reden tot angstsensatie bij coïtus interruptus kunnen geven: bij vrouwen de vrees dat zij zwanger worden, bij mannen de bezorgdheid dat de artificiële methode faalt. Verschillende gevallen brachten mij nu tot de overtuiging dat angstneurose zich ook voordeed wanneer er van deze twee factoren geen sprake was geweest, wanneer het voor de mensen in wezen onbelangrijk was of zij een kind zouden krijgen. Continu, herinnerd, hysterisch was de angst van de angstneurose dus niet. (...) De angstneurose overvalt vrouwen die bij de coïtus anesthetisch zijn [noot: ongevoelig - zonder lust] evenzeer als wel gevoelige vrouwen. Dat is hoogst opmerkelijk, het kan echter alleen betekenen dat de bron van de angst niet in de psychische sfeer moet worden gezocht. Bijgevolg ligt die bron in de fysieke sfeer, het is een fysieke factor in het seksuele leven die angst veroorzaakt."
De fysieke factoren waar hij op doelt zijn reeds eerder benoemd (o.a. abstinentie, coïtus interruptus etc.) en resulteren in de hypothese dat het gaat om een ophoping van fysieke seksuele spanning (zie vorige blogs 1-15 en 1-16). Wederom komt hier de vraag terug waarom die ophoping van fysieke spanning dan specifiek tot angst leidt? In eedere stukken gaf Freud hier al antwoord op, maar in dit manuscript legt hij nog een keer helder uit hoe de ophoping tot stand komt en waarom het resulteert in angst: (p. 264-265, 267)
"Anders ligt het bij endogene spanning, waarvan de bron zich in het eigen lichaam bevindt (honger, dorst, seksuele drift). Hier zijn alleen specifieke reacties van nut, reacties die de verdere totstandkoming van excitatie in de betrokken eindorganen verhinderen, of deze nu met grote of geringe inspanning toegankelijk zijn. Men kan zich hier voorstellen dat de endogene spanning continu of discontinu toeneemt, in elk geval pas wordt opgemerkt wanneer ze een bepaalde drempel heeft bereikt. Pas voorbij deze drempel wordt ze psychisch benut, gaat ze een relatie met bepaalde voorstellingsgroepen aan, die daarna de specifieke remedie organiseren. Fysieke seksuele spanning wekt dus boven een bepaalde waarde psychisch libido op, die daarna de coïtus enzovoort inleidt. Kan de specifieke reactie niet plaatsvinden, dan neemt de fysiek-psychische spanning (het seksuele affect) buitensporig toe, het affect wordt storend, maar er is nog altijd geen reden voor transformatie van het affect [noot:naar angst]. Bij angstneurose doet deze transformatie zich echter voor, en dat brengt ons op de gedachte dat het hierbij om de volgende ontsporing gaat: de fysieke spanning neemt toe, bereikt haar drempelwaarde, waar ze psychisch affect kan opwekken, maar om een of andere reden blijft de haar geboden psychische aanknoping onvoldoende, het kan niet tot de vorming van een seksueel affect komen, omdat er iets aan de psychische condities schort. Bijgevolg transformeert de niet psychisch gebonden, fysieke spanning zich in - angst. (...) Maar waarom geschiedt de transformatie juist in angst? Angst is de sensatie van ophoping van een andere endogene prikkel, van de prikkel tot ademen, die verder geen psychische bewerking kent; angst zou dus gebruikt kunnen worden voor opgehoopte fysieke spanning in het algemeen."

Het antwoord op de eerder gestelde vraag (zie vorige blog) ligt dus in de relatie tussen angst en de ademhaling. Een moderne opvatting denk ik (of juist eeuwenoud?) - modern in de zin dat de ademhaling steeds meer centraal komt te staan in de Westerse wereld, via de introductie van Oosterse wijsheden en levenswijzen (zoals yoga en meditatie, waarin de ademhaling een van de kernelementen vormt). Ademen gaat natuurlijk over leven, vandaar dat zij ook angst op kan wekken wanneer ze verstoord is (doodsangst?). Een ophoping van de prikkel tot ademen (wat moet ik me hierbij precies voorstellen?) zal waarschijnlijk leiden tot verkorte ademhaling, gespannenheid in de spieren, algehele lichamelijke spanning dus - resulterend in psychische angst. Onderstaand (enigszins technisch) citaat legt nog een verdere relatie uit tussen spanning en hoe zij wordt afgevoerd: (p. 267)
"Als men verder de symptomen van angstneurose nader beschouwt, treft men de grote angstaanval hierin ook verbrokkeld aan, dus: enkel dyspneu [noot: kortademigheid/benauwdheid], enkel hartkloppingen, enkel angstsensatie en combinaties hiervan. Nauwkeuriger bezien zijn dit de innervatiepaden die de fysieke-seksuele spanning ook verder bewandelt, ook al wordt ze psychisch verwerkt. Dyspneu, hartkloppingen horen bij de coïtus, zijn hier om zo te zeggen de enige ontsnappingswegen van de excitatie, worden verder alleen gebruikt als collaterale afvoeren. Het is opnieuw een vorm van conversie bij angstneurose zoals bij hysterie (weer de overeenkomst); alleen is het bij de hysterie psychische excitatie die een verkeerde weg inslaat, uitsluitend naar de somatische sfeer; hier is het fysieke spanning die niet naar de psychische sfeer kan gaan en daarom op een fysiek pad blijft. "
Interessant! De opwinding, de energie die zich fysiek heeft opgebouwd moet dus o.a. via de ademhaling, naar buiten. Ook de angst, baant zich via die weg naar buiten, hetzij in een angstaanval (met hevige vormen van benauwdheid, hartkloppingen etc.) of min of meer constant aanwezige angst (de angstneurose).
En een duidelijk onderscheid nu tussen de hysterie en de angstneurose:
Hysterie: psychische spanning die zich in het lichamelijke uit
Angst: lichamelijke spanning die zich in de psychische sfeer uit (psychische angst, b.v. een fobie).
Genoeg voor vandaag. Morgen wacht de melancholie.
Comentários