Boek 1 post 5: pagina 65 - 81.
De tekst, getiteld Voorwoord bij Bernheims boek over de suggestie betreft een voorwoord dat Freud in 1888 schreef bij het werk De la suggestion et de ses applications à la thérapeutique van Hippolyte Bernheim, waarvan hij de tweede druk naar het Duits vertaalde.
De redactionele inleiding van het hoofdstuk geeft wat extra informatie over Freud's historie met de hypnose. Het vertelt dat Freud reeds als student een 'magnetiseur' aan het werk had gezien en toen al overtuigd raakte van de werking van hypnose. Tijdens zijn verblijf bij Charcot raakte hij hier meer mee vertrouwd en na zijn terugkeer zou hij zich in zijn eigen praktijk als zenuwarts volledig op de hypnose richten. Later deed hij hier echter ook weer afstand van. De inleiding beschrijft dat hij waarschijnlijk in de periode van 1886 - 1896 daadwerkelijk hypnose heeft gebruikt als behandelmethode, naast ook andere technieken en geneesmiddelen. In latere werken uit Freud zich een aantal keren over zijn afstand doen van de hypnose, bijvoorbeeld in 1910: "Nu was mij de hypnose als een grillig en om zo te zeggen mystiek hulpmiddel al vlug onaangenaam geworden; toen ik echter merkte dat het me ondanks al mijn inspanningen niet wilde lukken méér dan een fractie van mijn patiënten in de hypnotische toestand te brengen, besloot ik de hypnose op te geven. (p. 68). De inleiding vervolgt dat Freud, ondanks dat hij de hypnose als techniek na 1896 niet meer toepaste, wel een spoor van hypnose tot aan het einde van zijn werkzame leven heeft gehandhaafd (p.69). De inleiding haalt een aantal citaten aan van latere werken van Freud waarin hij benadrukt dat de psychoanalyse veel aan de hypnose te danken heeft - waaronder dus ook de liggende positie op de bank: (citaat uit 1913 Over het inleiden van de behandeling)
"Ik houd vast aan de raad om de patiënt op een sofa te laten rusten en zelf achter hem, buiten zijn gezichtsveld, plaats te nemen. Deze opstelling heeft een historische betekenis, ze is het restant van de hypnotische behandeling, waaruit de psychoanalyse zich heeft ontwikkeld." (p.69)
De tekst zelf, het voorwoord dat Freud schreef voor Bernheim's boek, doet in het begin vooral aan als een poging van Freud om zijn publiek (de lezer) te overtuigen van de werking en het belang van de hypnose als behandelmethode, ondanks dat het in veel medische kringen geen goede status had. Hij probeert een aantal tegenargumenten die vanuit tegenstanders geponeerd werden te weerleggen, zoals dat de hypnose een 'experimenteel opgewekte psychose' zou zijn. Hij benadrukt dat juist Bernheim in zijn boek
"de verschijnselen van het hypnotisme van hun zonderlinge karakter ontdoet door ze aan welbekende fenomenen van het normale psychische leven en van de slaap te relateren. (...) De problematiek van de hypnose brengt ons daarbij op het terrein van de psychologie, en de 'suggestie' wordt als scharnier en sleutel van het hypnotisme geponeerd (...). (p.70)
Het grootste deel van de tekst gaat in op de werking van de hypnose en meer precies op die van de 'suggestie'. Het is een ingewikkelde tekst en het helpt om een algemene uitleg op wikipedia over hypnose te lezen om te begrijpen wat de suggestie inhoudt. Een persoon wordt in trance gebracht waarin hij vatbaar voor suggestie van de arts/hypnotiseur. Deze kan dan invloed uitoefenen op de patiënt. Hij kan de patiënt met de suggestie bepaalde dingen laten doen of niet laten doen. De uitleg van Freud: (p.77)
" Stellig wordt daaronder (noot: onder suggestie) een soort psychische beïnvloeding verstaan, en ik ben geneigd te zeggen dat de suggestie zich van andere soorten psychische beïnvloeding onderscheidt doordat hierbij in de hersenen van iemand anders een voorstelling wordt opgewekt die niet op haar herkomst getoetst wordt, maar die wordt aanvaard alsof ze spontaan ontstaan is in deze hersenen. Een klassiek voorbeeld van zo'n suggestie is wanneer de arts tegen de gehypnotiseerde zegt: 'Uw arm moet in de stand blijven waarin ik hem zet', en dan het fenomeen catalepsie intreedt, of wanneer hij de meermaals zakkende arm telkens weer opricht en de patiënt zo laat raden dat hij de arm in de opgerichte houding wenst."
Freud buigt zich in de tekst over het vraagstuk of alle hypnotische verschijnselen effecten zijn van suggesties (dus een psychisch effect) of dat er fysiologische veranderingen aan ten grondslag liggen. Dit is een lastig te begrijpen onderscheid en in een voorbeeld dat hij geeft over de slaap het beste te begrijpen: (p. 76)
"Meestal brengen wij onszelf in slaap door suggestie, door psychische voorbereiding en verwachting van de slaap, maar soms overvalt hij ons, zonder ons toedoen, als gevolg van de fysiologische toestand van vermoeidheid. Ook bij hypnotisering van kinderen door wiegen, dieren door kluistering, kan men moeilijk spreken van een psychische oorzaak."
Hij concludeert dat zowel psychologische als fysiologische verschijnselen actief kunnen zijn in het hypnotisme zijn en dat de hypnose via beide wegen tot stand gebracht kan worden. Dit onderscheid brengt hij te berde omdat er destijds vanuit de critici op hypnose beweerd werd dat hysterische verschijnselen (deels?) door suggestie (van de arts) opgewekt zouden zijn. Freud voert hier als tegenargument het concept autosuggestie aan. Autosuggestie is kort door de bocht het zelf opwekken van lichamelijke klachten, doordat men daar aan denkt of iets voorspelt daarover (als ik twee dagen achter elkaar op hetzelfde tijdstip hoofdpijn krijg, verwacht ik het op de derde dag ook en creëer ik door het denken aan hoofdpijn mogelijk ook op de derde dag hoofdpijn). Het placebo-effect werkt in wezen ook op deze wijze, maar dan positief ten opzichte van de gezondheid. Freud legt uit dat het bij hypnose bij de hysterische patiënt niet zozeer gaat om suggesties maar eerder om 'aansporingen tot autosuggesties' (p.78). Hij lijkt de twijfel weg te willen nemen dat de hysterie-verschijnselen niet tot de suggestie van de onderzoeker/arts te herleiden zijn en volgens hem zou meer vervolgonderzoek dat aan moeten tonen.
Een wat lastige tekst, die moeilijk samen te vatten was. Bedenk hierbij, als het gaat om suggestie, dat hysterie als verschijnsel optrad in een bepaalde tijd(-sgeest) en dat ook daar dus 'suggestie' een rol in zou kunnen spelen in de vorm van beïnvloeding van de ene patiënt op de andere. Zoals wij in deze tijd mogelijk ook snel noemen dat we depressief zijn of een burn-out hebben omdat we dat ook bij anderen zien en de aandoening welbekend is, zou een dergelijke 'besmetting' destijds ook gespeeld kunnen hebben.
De hysterie verdween niet lang na de vorige eeuwwisselingen namelijk. En wel hierdoor:
"Het bekendste voorbeeld van deze golfbeweging is de opmerkelijke verdwijning van de hysterie rond de eeuwwisseling. Deze zette in de jaren ’90 in, onder de ingezetenen van de Parijse inrichting La Salpêtrière, na het overlijden van de geneesheer en beroemdste onderzoeker op dit terrein, Jean-Martin Charcot (1825-1893). Onder diens leiding was La Salpêtrière uitgegroeid tot hét onderzoeksinstituut op dit gebied, en de zalen lagen vol met de meest intrigerende gevallen. De voornaamste reden voor het verdwijnen van Charcots troetelkinderen lijkt te zijn geweest dat zijn opvolger, Fulgence Raymond, niet in hen geïnteresseerd was. Een andere vooraanstaande arts aldaar, Jules-Joseph Déjerine, die in 1895 aantrad, geloofde al helemaal niet in zoiets als een ‘ziekte’ hysterie. Hij raadde de staf met zoveel woorden aan om in de nabijheid van patiënten niet over hysterie en haar symptomen te praten. Het zou ze maar op gedachten brengen. Uiteindelijk was het klimaat in de kliniek zo radicaal omgeslagen dat patiënten (meestal nieuwe, uit andere delen van Frankrijk arriverende gevallen) die een hysterische aanval kregen, door staf én medepatiënten vermanend werden toegesproken. Als Déjerine zijn ronde maakte liet hij hen weten dat zoiets toch zeker niet opnieuw mocht gebeuren. De kwaal werd niet genezen; de symptomen werden gewoon niet langer getolereerd. Het resultaat was een vrijwel volledig verdwijnen van de hysterici uit de annalen van La Salpêtrière. Het was een aanpak waar Charcot zelfs nooit van had kunnen dromen." (Bron: M. Hulspas, 1999)
Tot zover de eerste kennismaking met hypnose.
Comments