Boek 4 post 07: pagina 72 - 83 (totaal aantal gelezen pagina's: 2070)
Vandaag de laatste pagina's van de tweede verhandeling, over de infantiele seksualiteit. Onder meer de seksuele nieuwsgierigheid van kinderen en de seksuele ontwikkelingsfasen van het kind (die velen met een achtergrond in de psychologie wel globaal bekend zullen zijn) komen aan bod.
Freud vervolgt met de exploraties van het kind op het seksuele gebied. In de periode van 3-5 jaar komt wat Freud de 'kendrift' noemt naar voren die zich onder meer uit als een nieuwsgierigheid en weetgierigheid van het kind naar de vraag waar kinderen vandaan komen. Deze vraag zou bij kinderen niet uit theoretische, maar uit praktische interesse opkomen; het kind dat hoort dat moeder zwanger is van een volgend kind zal aanvoelen dat moeder de zorg en liefde zal gaan verdelen. Dit verlies van zorg en liefde 'stemmen het kind tot nadenken en scherpen zijn intelligentie' (p. 72). Het kind stelt (expliciet dan wel impliciet) de vraag waar kinderen vandaan komen.
Kinderen houden er zelf verschillende geboortetheorieën op na; ze bedenken dat kinderen uit de navel komen of uit het lichaam worden gesneden of doordat men iets bepaalds eet (zoals in sprookjes) of ze worden net als de ontlasting uit de darm geboren.
Een andere grote vraag die het kind bezighoudt in deze periode is het geslachtsverschil. Voor jongens zou het een vanzelfsprekendheid zijn dat iedereen die ze kennen eenzelfde geslachtsdeel bezit als zij zelf. Freud introduceert hier twee welbekende en omstreden termen, die hij verbazingwekkend beknopt uitlegt:
Aan deze overtuiging [de overtuiging van jongens dat iedereen eenzelfde geslachtsdeel bezit] wordt door jongens krachtig vastgehouden, ze wordt koppig verdedigd tegen de al snel door de waarneming geleverde, anders luidende informatie en pas na zware innerlijke strijd (castratiecomplex) opgegeven. De substituutformaties voor deze verloren gegane penis van de vrouw spelen een grote rol in de vorming van allerlei perversies. De veronderstelling dat alle mensen hetzelfde (mannelijke) geslachtsdeel bezitten, is de eerste van de merkwaardige en invloedrijke infantiele theorieën over de seksualiteit. Het baat het kind weinig dat de biologische wetenschap zijn vooroordelen bevestigt en de vrouwelijke clitoris als een echt substituut van de penis moet erkennen. Wanneer het kleine meisje het anders gevormde geslachtsdeel van de jongen ziet, gaat het niet tot zo’n afwijzing over. Het is onmiddellijk bereid het te erkennen en wordt bevangen door de penisnijd, die culmineert in de van nu af aan zo belangrijke wens ook een jongetje te zijn. (p. 73)
Meer zegt hij er (nog?) niet over... Hij licht ook niet toe of deze theorie vooral aan de observatie van kinderen, of uit de psychoanalyses van volwassenen is ontleend. Deze paragraaf is tevens pas later aan het werk toegevoegd en stamt uit 1915, terwijl het originele werk in 1905 geschreven werd. Een voetnoot uit 1920 voegt nog toe dat de overtuiging van jongens dat de vrouw eerst ook een penis gehad moet hebben (maar die door castratie is verloren) leidt tot het begrip dat vrouwen geen penis hebben, maar kweekt tegelijkertijd een vaak blijvende geringschatting voor het andere geslacht. Doet Freud niet eigenlijk hetzelfde, vraag ik me af? Spreekt niet uit zijn prevaleren en vooropstellen van de man en het mannelijke, aanwezige, prominente geslachtsdeel een geringschatting voor de vrouw? Door het primaat bij de man te leggen degradeert hij in feite de vrouw automatisch tot secundair, als dat zij iets (namelijk een penis) niet zou hebben. Hij gaat uit van een gebrek; alsof er een gouden standaard, een oervorm bestaat, namelijk een lichaam met een penis. De vrouw mist dat attribuut en voelt derhalve nijd, jaloezie, misdeeldheid. Ik beschuldig Freuds fallocentrische houding hier wel van enige kortzichtigheid. Het ontdekken van het geslachtsverschil ziet hij als een ernstige narcistische krenking voor het meisje, hetgeen leidt tot penisafgunst. Hij lijkt uitsluitend vanuit het mannelijke te kijken, terwijl het in mijn ogen om een puur fysiologisch, anatomisch verschil gaat, waarbij men evengoed andersom zou kunnen redeneren: de man mist een vagina, mist een baarmoeder. Waarom zou de man daarover geen nijd ervaren? Waarom zou men er überhaupt nijd over ervaren? Waarom zou er geen berusting in de eigen anatomie kunnen zijn, van beide geslachten? Of kan dat alleen het gevolg van een ontwikkelingsproces zijn?
Waarom vindt er een vergelijking plaats die resulteert in een waardetoekenning in plaats van een acceptatie van het verschil?
Merkwaardig. Ik ben eerder van mening dat de vrouw nijd ontwikkelt omdat ze maatschappelijk/religieus (door de eeuwen heen) als secundair werd/wordt behandeld door de man (en de vrouw zich helaas ook vaak identificeert met deze aantijging), en dat het daarom makkelijker voor de vrouw zou zijn om ook een man te zijn. Misschien is het wel de man die de vrouw impliciet dwingt, door macht over haar uit te oefenen, haar tot hoer of slaaf te maken, om liever een man te willen zijn...
Je ziet, het roept heel wat vragen op, en door er enkel met mezelf over in discussie te gaan kom ik momenteel niet verder dan dat. Antwoorden heb ik vooralsnog niet. Maar ik blijf ook open staan voor zijn originele inzichten en probeer te begrijpen/kijken hoe hij het heeft bedoeld. Maar blij word ik er niet van.
Er is veel over deze controversiële theorie van Freud geschreven, in de eerste plaats in de vorm van kritiek uit feministische hoek. Teveel om hier samen te vatten, maar er zijn online een aantal zeer interessante artikelen te lezen die dit onderwerp belichten, waaronder onderstaand artikel - waarbij een aantal uitspraken van Freud voorbij komen die voor vrouwen (en ik hoop eigenlijk ook voor mannen) wel erg stuitend zijn. Want, Freuds kritiek op de vrouw gaat nog veel verder dan enkel het noemen van penisnijd. Duidelijk is dat er nog veel over dit onderwerp zal volgen in latere werken van Freud.
Een citaat uit het artikel: "Figes concludeert dat Freud, omringd door naar sex snakkende patiënten, een autoritaire Victoriaanse vrouwenhater was, die nooit iets van vrouwen begrepen heeft en zijn theorieën doorspekte met zijn eigen frustraties."
En: Simone de Beauvoir (1949): "Freud heeft zich nooit veel gelegen laten liggen aan het lot van de vrouw. Hij heeft het verhaal van de man gewoon overgeschreven voor de vrouw en hier en daar wat afgezwakt. Hij ziet vrouwen als verminkte mannen en kent alleen mannelijke libido, geen eigen vrouwelijke libido."
Een ander boeiend artikel over baarmoeder-nijd; :-)
Deze zeker niet onomstreden termen die Freud hier introduceert dienen eigenlijk meer toelichting, maar die geeft hij in dit werk voorlopig nog niet. Raadplegen we het psychoanalytisch woordenboek dan breidt dit ons begrip enigszins uit:
"Castratieangst: Een complex met als middelpunt de castratiefantasie; deze fantasie moet voor het kind het raadsel van het anatomische geslachtsverschil begrijpelijk maken. Het kind (het jongetje!) verklaart volgens Freud het verschil door te geloven dat aan het meisje de penis is ontnomen. Dit complex betekent voor de jongen de angst om de penis kwijt te raken en voor het meisje dat zij zich erbij moet neerleggen dat zij er geen heeft. In het laatste geval is het natuurlijk van eminent belang of haar ouders de overtuiging zijn toegedaan dat hun dochter voldoende toegerust ter wereld is gekomen: met haar specifieke eigenheid en geslachtelijkheid, dus niet slechts als een mislukte jongen. De traditioneel grotere maatschappelijke waardering voor de rol van de man lijkt de acceptatie van zijn geslacht voor de jongen makkelijker te maken, maar kan de vrees accentueren zijn kostbare kleinood kwijt te raken. Een dergelijke castratieangst kan zich uiten in vele vormen, in andere angsten. De letterlijke dreiging om de penis eraf te laten snijden door de dokter of de slager zal nog weinig geuit worden. Het gebeurde in het begin van de afgelopen eeuw wel regelmatig. Een dergelijke dreiging kan ook gefantaseerd worden door de jongen zelf als straf voor verboden (seksuele) activiteiten. Meestal zal het echter gaan om een symbolische castratie: het accepteren dat je man of vrouw bent, dat je niet zowel het een als het ander kunt zijn en dat je een van beide rollen op je moet nemen; dat je behalve het geslachtsverschil ook het verschil der geslachten (generaties) moet accepteren, dat jij een eigen leven moet leiden, min of meer onafhankelijk van je ouders. Soms wordt het woord castratie ook in een ruimere zin gebruikt ter aanduiding van ieder verlies, van iedere separatie. "
Penisnijd: "Deze nijd kan zich bij de vrouw ontwikkelen vanuit de ontdekking van het anatomische geslachtsverschil. Het kleine meisje voelt zich dan ten opzichte van de jongen tekortgedaan en wenst eveneens een penis te bezitten. Indien de integratie van dit gegeven niet helemaal lukt bij de jonge vrouw, kunnen allerlei gevolgen optreden. Zo kan in het onbewuste de gedachte voortleven dat zij die penis nog kan/zal krijgen als ze het echt wil. Freud wijst erop dat een minderwaardigheidsgevoel het gevolg kan zijn, evenals grote afgunst op mannen en een sterke neiging om met hen te rivaliseren. Indien zo’n meisje haar moeder voor dit “gebrek” verantwoordelijk stelt, kan een verwijdering tussen moeder en dochter het gevolg zijn. Men ziet soms ten gevolge van penisnijd een onderwaardering van het vrouwelijke en een sterke identificatie met de man; alleen wat des mans is zou echt de moeite waard zijn (zie Freud 1925j; 9: 180v). Overigens treft men penisnijd ook aan bij mannen. Zo kunnen blanken fantaseren over de enorme potentie van de zwarten."
Goed... waar waren we gebleven. Nog een ander onderwerp dat Freud onder de seksuele exploraties van het kind plaatst zijn de opvattingen die het kind over seksualiteit vormt nadat hij bijvoorbeeld de ouders (per ongeluk) de liefde heeft zien bedrijven.
Worden kinderen op deze prille leeftijd toeschouwer bij de geslachtsgemeenschap tussen volwassenen—hetgeen gebeurt omdat de grote mensen ervan overtuigd zijn dat een klein kind nog niets van seksuele zaken kan begrijpen—dan kunnen zij de geslachtsdaad niet anders dan als een vorm van mishandeling of overweldiging, dus in sadistische zin opvatten. Door de psychoanalyse weten wij ook dat deze vroege jeugdindruk veel bijdraagt tot een dispositie voor een latere sadistische verschuiving van het seksuele doel. (p. 74)
Een vriendin vertelde me ooit dat één van haar zonen, toen een jaar of 4 oud, haar en haar partner had gehoord tijdens het vrijen en hij vroeg inderdaad aan zijn moeder: 'Mama heb je pijn?'
Ik kan me wel voorstellen dat dit op de onwetende kinderziel zo overkomt.
De seksuele exploraties van van de vroege kinderjaren, die verder kunnen gaan over wat het getrouwd zijn nu eigenlijk inhoudt, over het geslachtsverschil en over andere onderwerpen, worden altijd in eenzaamheid beoefend; ze betekenen een eerste stap op weg naar een zelfstandige oriëntatie in de wereld en vervreemden het kind in sterke mate van de mensen in zijn omgeving, die vroeger zijn volle vertrouwen hadden genoten.
Dan de ontwikkelingsfasen van de seksuele organisatie bij kinderen.
Het infantiele seksuele leven is in de eerste plaats auto-erotisch, het kind beleeft genot aan het eigen lichaam (b.v. sabbelen). Het volgt een aantal partiële driften op, uitgaande van verschillende erogene zones. Deze ontwikkeling mondt uit in het seksuele leven van de volwassene, waarbij de drift primair draait om de geslachtsgemeenschap (en daarmee in dienst staat van de voortplanting) en hoofdzakelijk is geconcentreerd rondom één erogene zone: de genitaliën.
De eerste fase van het de seksuele ontwikkeling noemt Freud de pregenitale fase: de genitaliën staan nog niet centraal. Deze fase omvat o.a. de orale activiteit. Hier is de seksuele activiteit nog niet gescheiden van de voedselopname en zijn nog geen innerlijke tegenstellingen gedifferentieerd. Het seksuele doel is de incorporatie van het object, het model van wat later als identificatie een belangrijke psychische rol zal gaan spelen. Een tweede pregenitale fase is die van de sadistisch-anale organisatie. Hier heeft de polariteit, waarvan het seksuele leven vol is, reeds gestalte gekregen. Freud neemt hier wel de moeite (bij het noemen van de penisnijd en castratieangst deed hij dat niet) dat deze theorie ontleend is aan analyses van de neurose (dus bij de volwassene), en niet door kinderen te observeren.
De tweede fase is die van de objectkeuze, waarvan een eerste objectkeuze al in de vroege kindertijd plaatsvindt, de laatste pas in de jaren van de puberteit. Daartussen ligt een latentiefase (de jaren van het schoolgaande kind, waarin de intellectuele ontwikkeling prevaleert boven de seksuele ontwikkeling). Freud noemt deze fase in dit werk nog niet de oedipale fase, terwijl hij in de Droomduiding toch al over Oedipus had geschreven. Met de fase van de objectkeuze doelt hij mijns inziens op de oedipale fase, waarin het kind ofwel verliefd op de moeder, dan wel de vader wordt. Wel voegt hij in 1923 een tweede fase in naast de objectkeuze, namelijk de fallische fase, gecentreerd op het geslachtsdeel van de jongen. Het is aannemelijk dat in deze fase de penisnijd en castratieangst optreden, alhoewel Freud dat niet expliciet noemt. Duidelijk is dat de fallische fase strikt genomen wel een genitale fase is, gezien het centraal staan van het genitaal. De echte genitale fase noemt Freud echter de puberteit, wanneer de seksuele ontwikkeling een volwassen vorm aan begint te nemen en de genitaliën centraal komen te staan. Dit is waar de derde verhandeling van dit boek over zal gaan: De transformaties van de puberteit.
Voer voor de komende blogs.
Comments