Deel 4 post 01: pagina 9-18 (totaal aantal gelezen pagina's: 2009)
Vandaag beginnen we met het vierde deel van de Werken van Freud, dat de tijdsperiode 1905-1909 beslaat. Ik voeg een inhoudsopgave van het boek toe om een idee te geven welke werken de komende maanden behandeld zullen worden:
Dit deel bevat meer losse teksten dan het tweede (De droomduiding) en het derde deel, dat hoofdzakelijk uit twee grote werken bestond ('Psychopathologie van het dagelijks leven' en 'De grap...').
Het vierde deel start met één van de bekendste werken (zo niet het bekendste) werk van Freud: 'Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit', gepubliceerd in 1905. Een tweede groter werk is de analyse van Dora, waar Freud gelijktijdig aan werkte (evenals aan 'De grap...' die we al gelezen hebben).
Maar dit vierde boek bevat behalve deze langere werken, ook veel korte teksten, waarvan een aantal nog meer de seksualiteit behandelen. In deze jaren van Freuds schrijven buigt hij zich ook voor het eerst nadrukkelijk over het literaire schrijven. Hij analyseert het boek 'Gradiva' van Wilhelm Jensen (1907) en schrijft nog een artikel getiteld 'De schrijver en het fantaseren' (1908). Genoeg boeiende werken in het verschiet dus.
Maar we beginnen bij het begin: 'Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit', (Drei Abhandlungen zur Sexualtheorie), dat ik voor het gemak de komende weken 'Drie verhandelingen...' zal noemen. Het werk wordt ingeleid door de redactie, waaruit ik een aantal bijzonderheden zal oplichten, evenals uit de verschillende voorwoorden die Freud bij de heruitgaven schreef. Dit zal ons helpen het voor ons liggende werk beter te plaatsen in het oeuvre van Freud, en de geschiedenis van zijn denken te volgen.
In de redactionele inleiding komen we te weten dat dit werk, evenals De Droomduiding, vele malen werd aangepast en uitgebreid door Freud. Het originele werk (1905) besloeg slechts 87 pagina's, de zesde druk (1925) telde 120 pagina's, waarop de versie die we nu lezen is gebaseerd - voorzien van voetnoten over de belangrijkste aanpassingen die Freud deed sinds het originele werk. Freuds ontwikkeling in zijn denken over de seksualiteit is daardoor goed te volgen. Zo zal men zeker verrast zijn te constateren dat alle hoofdstukken over de seksuele theorieën van kinderen en over de pregenitale organisatie van de libido (beide in het tweede hoofdstuk van dit werk) pas in 1915, tien jaar na de eerste publicatie van het boek, zijn toegevoegd. Ondanks de vele latere aanvullingen lag de opzet van het boek reeds in 1905 in grote lijnen vast; het spoor naar de oorsprongen kan zelfs nog verder terug worden gevolgd. Freud schreef al in de jaren 1885-1896 (deel 1 van de Werken) een aantal artikelen over de angstneurosen, die hij hem bij het gebied van de seksualiteit brachten. Ook in brieven (manuscripten) aan zijn vriend Fliess had hij al een neurofysiologische hypothese over de processen van seksuele excitatie en afvoer van seksuele energie.
Freud had in die vroege periode de oorsprong van hysterie uitgedacht, die uitging van de traumatische effecten van seksuele verleiding in de vroege kindertijd. Toch had hij in alle jaren vóór 1897 de infantiele seksualiteit louter als een sluimerende kracht beschouwd, die alleen gewekt kon worden—met catastrofale gevolgen—door het ingrijpen van een volwassene. Een duidelijke uitzondering hierop lijkt de door Freud geponeerde tegenstelling tussen de veroorzaking van hysterie en die van dwangneurose: hysterie kon volgens hem worden herleid tot passieve belevenissen in de jeugd, en dwangneurose tot actieve belevenissen, maar in hetzelfde werk maakt hij volstrekt duidelijk dat de aan dwangneurose ten grondslag liggende actieve belevenissen steeds door passieve worden voorafgegaan—zodat de wekking van de seksualiteit alweer uiteindelijk te wijten is aan invloeden van buitenaf. Pas in de zomer van 1897 voelde Freud zich genoodzaakt de verleidingstheorie op te geven. Hij kondigde deze gebeurtenis aan in een brief aan Fließ van 21 september. En de ongeveer gelijktijdige ontdekking van het Oedipus-complex in zijn zelfanalyse bracht hem onontkoombaar tot het besef dat seksuele impulsen normaal gesproken al bij het zeer kleine kind werkzaam zijn en geen enkele stimulering van buitenaf behoeven. Met dit inzicht was Freuds seksuele theorie in feite compleet. Toch duurde het nog enkele jaren voordat hij zich werkelijk met zijn eigen ontdekking had verzoend. Zo is een passage over het seksuele leven en de seksuele ervaringen van kinderen in ‘De seksualiteit in de etiologie der neurosen’ (1898) nog vol tegenstrijdigheden. Enerzijds zegt hij dat kinderen ‘in staat zijn alle psychische en veel somatische seksuele handelingen te verrichten’ en dat het verkeerd is te veronderstellen dat hun seksuele leven pas in de puberteit begint. Maar anderzijds verklaart hij dat ‘de organisatie en ontwikkeling van de menselijke soort gericht is op het vermijden van uitgebreidere seksuele activiteit op kinderleeftijd.'
Zelfs in de eerste druk van ‘De droomduiding’ (1900a) staat een heel curieuze passage aan het slot van hoofdstuk iii waarin Freud opmerkt dat ‘wij de vroege jeugd gelukkig prijzen omdat ze de seksuele begeerte nog niet kent’. (Een corrigerende noot voegde Freud aan deze passage toe in 1911.) Dit was stellig een restant van een vroeg ontwerp van het boek, want elders (zoals in zijn bespreking van het Oedipus-complex in hoofdstuk v) schrijft hij heel ondubbelzinnig over het bestaan van seksuele verlangens bij kinderen, ook normale. En het is evident dat de grote lijnen van zijn seksuele theorie al vastlagen toen hij begin 1901 de ziektegeschiedenis van ‘Dora’ (1905) op schrift stelde. Freuds denken over dit onderwerp gaat dus terug tot lang voordat hij zo'n uitgesproken werk als 'Drie verhandelingen...' schreef. (Enkele passages zijn vrij overgenomen uit de inleiding, p.12-13)
In de voorwoorden van de verschillende herziene uitgaven lezen we door de jaren heen een verantwoording voor keuzes die Freud maakte wat betreft de inhoud van het werk, en waar dit werk in de eerste plaats op gestoeld is: (p. 15)
Vóór alles wil ik benadrukken dat het betoog hier steeds uitgaat van de dagelijkse medische ervaring, die door de resultaten van het psychoanalytische onderzoek uitgediept en wetenschappelijk relevant gemaakt moet worden. (voorwoord bij de derde druk - 1915)
Het is duidelijk dat hij zijn theorieën rondom de seksualiteit destilleerde uit de ervaringen van zijn patiënten. Hij geeft dan ook aan dat hij de psychoanalytische methode, en niet de biologisch-wetenschappelijke methode verkoos om tot theorievorming te komen - en deze waar mogelijk aan elkaar staafde: (p.16)
Ik heb met zorg vermeden wetenschappelijke verwachtingen uit de algemene seksuele biologie of uit die der bijzondere diersoorten over te hevelen naar de bestudering—met behulp van de psychoanalytische techniek—van de seksuele functie van de mens. Het was weliswaar mijn doel te verkennen hoeveel er met de middelen van het psychologische onderzoek over de biologie van het menselijk geslachtsleven te raden valt; ik kon op raakpunten en overeenkomsten wijzen die bij dit onderzoek naar voren kwamen, maar hoefde mij niet van de wijs te laten brengen wanneer de psychoanalytische methode op sommige belangrijke punten tot inzichten en resultaten leidde die aanzienlijk afweken van de uitsluitend biologisch gestaafde inzichten en resultaten. (voorwoord bij de derde druk - 1915)
Na de Eerste Wereldoorlog klinkt er een andere toon in zijn voorwoord (bij de vierde druk, 1920) en krijgen we iets te weten over de impact die dit boek had binnen het vakgebied waarin Freud werkzaam was: (p.17)
Nu de vloedgolf van de oorlogstijd is weggeëbd, kan men met tevredenheid vaststellen dat de belangstelling voor de psychoanalyse in de buitenwereld onverlet is gebleven. Toch hebben niet alle onderdelen van de theorie hetzelfde lot ondergaan. De zuiver psychologische hypothesen en exploraties inzake het onbewuste, de verdringing, het conflict dat tot ziekte leidt, de ziektewinst, de mechanismen van symptoomvorming en dergelijke verheugen zich in een groeiende erkenning en trekken zelfs de aandacht van principiële tegenstanders. Het aan de biologie grenzende onderdeel van de theorie, waarvoor dit kleine geschrift de grondslag biedt, roept nog steeds onverzwakte protesten op en heeft zelfs personen die zich een tijdlang intensief met de psychoanalyse hadden beziggehouden, tot afvalligheid bewogen en tot nieuwe opvattingen gebracht die de rol van de seksuele factor in het normale en pathische zielenleven weer moesten terugdringen.
Niet elke vakgenoot kon zich dus vinden in de grondslagen van Freuds theorie, waarin hij de seksualiteit als fundament was gaan beschouwen. Het is duidelijk dat Freud tijdens zijn leven op felle weerstand uit wetenschappelijke hoek stuitte, want een dergelijk verdedigende toon hebben we in meer van zijn werken inmiddels gelezen. In onderstaand fragment uit de film 'A Dangerous Method' (2011) zien we Freud hierover in gesprek met zijn volgeling (en later afvallige), de Zwitserse psychiater Jung.
Maar Freuds theorie over de seksualiteit zou volgens hem ook alleen te achterhalen zijn via de psychoanalytische weg. Hoe anders zou men zo diep terug in de kindertijd kunnen komen? Een gewone arts zou er de tijd niet voor hebben. Maar men zou in Freuds ogen eigenlijk al een heleboel kunnen weten over de seksualiteit in de kinderjaren, als men maar goed genoeg het gedrag van kinderen zou observeren: (p.17-18)
Ten eerste kunnen de hier beschreven oorsprongen van het menselijk geslachtsleven alleen bevestigd worden door de onderzoekers die over genoeg geduld en technische vaardigheid beschikken om de analyse tot de eerste kinderjaren van de patiënt door te zetten. Hiertoe ontbreekt vaak ook de mogelijkheid, want het medische handelen vereist een schijnbaar snellere afhandeling van het ziektegeval. Behalve artsen die de psychoanalyse toepassen, heeft echter niemand toegang tot dit gebied en is niemand in de gelegenheid zich een oordeel te vormen dat gevrijwaard is voor beïnvloeding door de eigen antipathieën en vooroordelen. Zouden de mensen de kunst verstaan iets te leren van de directe waarneming van kinderen, dan hadden deze drie verhandelingen trouwens ongeschreven kunnen blijven.
Het is volgens Freud steeds de seksualiteit geweest die de weerstand tegen de psychoanalyse heeft doen bestaan. Maar hij zoekt zijn steun bij de filosofen, die dit al veel eerder (getuige dat hij Plato aanhaalt) doorzagen. De verruiming van het begrip van seksualiteit slaat ook op het woord Eros dat Freud in zijn latere drift-theorie zal aanhalen, en dat in zekere zin de 'levensdrift' behelst: (p.18)
Voorts moet men voor ogen houden dat enkele elementen van de inhoud van dit geschrift—het accent op de betekenis van het geslachtsleven voor al het menselijke doen en laten en de hier beproefde verruiming van het begrip seksualiteit—vanouds de sterkste motieven voor weerstand tegen de psychoanalyse hebben gevormd. In de behoefte aan klinkende leuzen is men zover gegaan van het panseksualisme van de psychoanalyse te spreken en haar het onzinnige verwijt te maken dat ze ‘alles’ uit de seksualiteit verklaart. Men zou zich hierover kunnen verbazen, zo het mogelijk was te vergeten dat emotionele factoren zelf verwarring en vergeetachtigheid in de hand werken. De filosoof Arthur Schopenhauer heeft de mensen immers al geruime tijd geleden voorgehouden hoezeer hun handelen en pogen door seksuele strevingen—in de gewone zin van het woord—worden bepaald, en een wereld van lezers kan een zo pakkend memento toch niet volledig uit haar geest verjaagd hebben! Wat echter de ‘verruiming’ van het begrip seksualiteit betreft, die noodzakelijk wordt gemaakt door de analyse van kinderen en van zogeheten geperverteerden, wil ik al degenen die vanaf hun verhevener standpunt vol minachting op de psychoanalyse neerzien, eraan herinneren hoe sterk de verruimde seksualiteit van de psychoanalyse overeenkomt met de Eros van de goddelijke Plato.
Tot zover de voorwoorden bij de verschillende uitgaven van 'Drie verhandelingen...'. Het boek zelf begint met een uitgebreide analyse van alle aberraties (afwijkingen) binnen het seksuele leven. Daarover zal ik me de komende dagen buigen.
Afsluitend nog een tweede fragment uit eerder genoemde film, waarin Freud naar zijn vriend Jung nog eens benadrukt hoezeer zij de seksualiteit als fundament van de psychoanalytische theorie moeten behouden, omdat als zij uit zouden wijken naar het terrein van het mystieke (waar Jung in geïnteresseerd is), de psychoanalyse haar geloofwaardigheid en bovenal wetenschappelijkheid zou verliezen.
Comments